logo
wvhj2023
© Rudmer Zwerver | Dreamstime.com
© Rudmer Zwerver | Dreamstime.com
26 oktober 2023

Provincies gaan zonneparken op landbouwgrond per 1 januari verder beperken

Alle Nederlandse provincies gaan de aangescherpte voorkeursvolgorde zon per 1 januari 2024 juridisch verankeren in provinciale verordeningen. Daarmee worden zonneparken op landbouwgrond verder beperkt.

Minister De Jonge en minister Jetten hebben in de afgelopen periode overleg gevoerd met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW) en Netbeheer Nederland (NBNL) over het juridisch verankeren van de aangescherpte voorkeursvolgorde zon.

Nee, tenzij
Het kabinet maakte afgelopen zomer bekend grondgebonden zonneparken op natuur- en landbouwgrond zoveel mogelijk te willen beperken door de Voorkeursvolgorde Zon per 1 juli 2024 juridisch vast te leggen en het principe van ‘nee, tenzij’ te laten gelden. De provincies gaan deze eisen echter nu al per 1 januari 2024 vastleggen.

Minister De Jonge schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat de klimaatdoelstellingen ondanks deze aanscherping overeind blijven en de rijksoverheid inzet op lokale initiatieven voor multifunctionele zonneparken die bijdragen aan meer zonnepanelen op plaatsen waar dit samen kan gaan met andere functies. 

Bestuurlijke afspraken
De Voorkeursvolgorde Zon werd in het najaar van 2020 door het kabinet vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de bij de NOVI horende uitvoeringsagenda werd de Zonneladder opgenomen. Trede 1 zijn daken en gevels, trede 2 zijn gronden en objecten binnen bebouwd gebied en trede 3 zijn gronden en objecten in het landelijk gebied. Landbouw- en natuurgronden worden als trede 4 zo veel mogelijk ontzien.

‘Het gebruik van landbouw- en natuurgronden voor zonnepanelen is in principe ongewenst’, schrijft De Jonge. ‘Om die reden hebben de provincies in hun verordeningen de voorkeursvolgorde zon of een vertaling daarvan vastgelegd.’

Gronden die planologisch als landbouwgrond zijn bestemd maar gedurende een ruime periode niet meer gebruikt worden als landbouwgrond vallen niet onder trede 4. Het gaat volgens de minister onder meer om gronden langs snelwegen of spoorwegen en andere restgronden.

Uitzonderingsmogelijkheden
In de Kamerbrief van De Jonge zijn 3 uitzonderingsmogelijkheden voor trede 4 opgenomen. Ten eerste agri-pv waarbij een combinatie van ‘een substantiële agrarische functie met een zonnepark’ plaatsvindt. Ten tweede landbouwgronden die op basis van bestuurlijk bindende afspraken in transitie zijn. Dat zijn bijvoorbeeld gronden die in de toekomst een andere bestemming krijgen zoals woon-werk, recreatie of overgang naar natuur of gronden die minder geschikt worden voor een landbouwfunctie door verzilting, vernatting of bodemdaling. Op deze gronden mogen maximaal 30 jaar zonnepanelen geplaatst worden, waarna de gebieden hun definitieve bestemming zullen krijgen. De laatste uitzondering zijn zonneparken op gronden waar zonnepanelen ‘betekenisvol’ bijdragen aan de vermindering van de netcongestie of zorgen voor vergroting van een efficiënter gebruik van het stroomnet.

Randvoorwaarden voor zonneparken op deze gronden is dat ze landschappelijk goed vormgegeven en ingepast zullen worden en ze inpasbaar zijn in het energienetwerk. De minister benadrukt dat provincies deze afspraken in hun verordeningen juridisch bindend hebben vastgelegd per 1 januari 2024. ‘Met deze aanpak is gekozen om afspraken te maken met medeoverheden, waardoor het opstellen van een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) voor de voorkeursvolgorde zon niet nodig is nu de provincies hebben toegezegd hun eigen verordeningen, waar nodig, aan te passen aan de gemaakte afspraken’, licht De Jonge toe. ‘Hierbij zal rekening gehouden worden met initiatieven die nu al in een vergevorderd stadium zijn om te voorkomen dat lopende lokale initiatieven stilvallen.’

Bestaande projecten
In de Regionale Energiestrategieën (RES’en) hebben bijna alle 30 energieregio’s zonneparken op landbouwgrond opgenomen. Projecten waarvan de participatietrajecten al in een vergevorderd stadium zijn en niet – helemaal – conform de aangescherpte voorkeursvolgorde zon zijn vormgegeven, kunnen volgens De Jonge doorgang vinden. ‘Daar waar slechts sprake is van zoekgebieden en waar nog geen serieus vervolg aan is gegeven, geldt de aangescherpte voorkeursvolgorde zon.’

Verder benadrukt De Jonge nogmaals dat zonnepanelen op natuurgronden ongewenst zijn. In januari 2024 zal het Rijk bekijken of de provinciale verordeningen voldoen aan de gemaakte afspraken. ‘En wanneer na 1 januari 2024 blijkt dat dit niet voldoende is, zullen ze dat alsnog bij de eerstvolgende herziening van verordeningen doen’, aldus De Jonge.

Treden 1, 2 en 3
Minister De Jonge stelt tot slot te beseffen dat de bestuurlijke afspraken extra druk kunnen leggen op het realiseren van het bod uit de Regionale Energiestrategieën (RES’en) van de energieregio’s. ‘Het vinden van voldoende geschikte locaties voor zonnepanelen blijft een uitdaging’, aldus De Jonge.

Om de doelstellingen toch te realiseren, blijft de rijksoverheid volgens de minister het gebruik van de treden 1, 2 en 3 ‘inspireren, faciliteren en stimuleren’. In dat kader wijst De Jonge bijvoorbeeld op de aangekondigde aanpassing van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) waarbij gemeenten de mogelijkheid krijgen om eigenaren van bestaande utiliteitsgebouwen met een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 vierkante meter te verplichten hun daken te benutten voor zonnepanelen.

Daarnaast is er in het Klimaatfonds 222,5 miljoen euro gereserveerd voor aanvullende inzet van zon op daken en objecten waarbij de extra maatregelen op dit moment worden uitgewerkt.

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten