Importheffingen zonnepanelen: rechtbank Arnhem verplicht bedrijf ook in hoger beroep tot betalen navordering

Het gerechtshof van Amsterdam verplichtte vorig jaar in hoger beroep een bedrijf ook al tot het betalen van navorderingen van 734.415 euro voor het omzeilen van importheffingen voor zonnepanelen. De rechtbank van Noord-Holland veroordeelde bovendien een bedrijf dat zonnepanelen van Amerisolar importeerde tot het betalen van naheffingen van 289.389 euro.

50.000 euro
Eiseres heeft via een directe vertegenwoordiger op 1 en 3 juni 2015 zonnepanelen geïmporteerd voor het vrije verkeer. De zonnepanelen werden door eiseres bij de 2 aangiften gemeld met Taiwan als land van oorsprong.

In juli 2016 heeft de douane een controle na invoer ingesteld bij eiseres. Vervolgens heeft de douane in november 2016 navorderingen voor het betalen van importheffingen (red. zogenaamde uitnodigingen tot betaling, kortweg utb’s) verzonden ter hoogte van 17.966,26 en 31.669,25 euro. De eiseres stelt dat de utb ten onrechte is opgelegd, omdat voor de door haar ingevoerde zonnepanelen geen compenserende en antidumpingrechten verschuldigd zijn.

Land van oorsprong niet van belang
De eiseres stelde tegenover de rechtbank dat in haar zaak is aan te tonen dat de zonnepanelen – en zonnecellen – uit Taiwan komen en dat de compenserende en antidumpingrechten dan niet betaald hoeven te worden, omdat deze slechts bedoeld zijn om doorgevoerde Chinese zonnepanelen te treffen.

De rechtbank stelt echter dat enkel het land van verzending en niet het land van oorsprong van de zonnepanelen van belang is voor de verschuldigdheid van het antidumpingrecht. Het beroep wordt door de rechtbank daarom ongegrond verklaard.