logo
© Sean Pavone | Dreamstime.com
© Sean Pavone | Dreamstime.com
6 november 2024

Minister over salderingsregeling: tijdelijk vastleggen hoogte terugleververgoeding wel toegestaan

Het is mogelijk om tijdelijk een minimale hoogte van de terugleververgoeding vast te leggen. Die verwachting heeft minister Hermans uitgesproken in een debat over de salderingsregeling voor zonnepanelen.

Met het wetsvoorstel dat minister Hermans op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer stuurde, wordt voor zonnepaneelbezitters per 1 januari 2027 de mogelijkheid beëindigd om te salderen. Vanaf die datum gaan consumenten die zonne-energie terugleveren daarvoor een vergoeding van hun energieleverancier ontvangen. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) krijgt de taak erop toe te zien dat consumenten met zonnepanelen van energieleveranciers een ‘redelijke terugleververgoeding’ ontvangen voor de opgewekte stroom die zij terugleveren.

Overtuigen
Eind oktober werd duidelijk dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel van minister Hermans om de salderingsregeling voor zonnepanelen per 1 januari 2027 te beëindigen op meerdere punten wil wijzigen. Tijdens het tweede deel van het debat van de vaste commissie van Financiën en de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei over dit wetsvoorstel toonde de minister sympathie voor veel van de voorgestelde wijzigingen. Bovendien sprak ze de verwachting uit dat die wijzigingen ook de Eerste Kamer zullen overtuigen om met haar wetsvoorstel in te stemmen. Ook al stemde diezelfde Eerste Kamer afgelopen februari nog het wetsvoorstel weg dat de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling moest regelen.

‘Als we de klok konden terugdraaien, was een geleidelijke afbouw vanaf 2025 beter – misschien moet ik “zorgvuldiger” zeggen – geweest’, blikt Hermans terug. ‘Dat wetsvoorstel is echter eerder dit jaar in de Eerste Kamer verworpen. Vanuit mijn perspectief zeg ik: helaas verworpen. Vandaar dat we in de formatie in het hoofdlijnenakkoord hebben gekeken hoe we daar nu mee omgaan, zeker met het oog op de problemen die we zien in het eigenlijk steeds oneerlijker worden van de salderingsregeling, omdat die hoge kosten door iedereen betaald worden, en ook met het oog op de problemen die we zien met netcongestie. Vandaar dat de keus is gemaakt om per 2027 in één keer het salderen af te schaffen. Dat geeft iedereen 2 jaar de tijd om te wennen. Daarmee acht ik het zorgvuldig. Het is niet leuk en het is geen populaire maatregel, maar hij is wel nodig om de redenen die ik noemde.’

Eigen verbruik
Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA) voelde de minister meermaals aan de tand of er nog alternatieve opties zijn. Ook Sandra Beckerman (SP) toonde zich kritisch en kwam onder meer op voor het belang van bewoners van huurwoningen.

Henri Bontenbal (CDA) ziet ondanks de impact van het kabinetsbesluit ook positieve aspecten. ‘De coalitiepartijen hebben keihard het mes in de salderingsregeling gezet. Veel harder dan nodig was. Maar met wat je nu doet met het afschaffen van het salderen, is dat je mensen stimuleert om zodanig zonnepanelen op het dak te leggen dat het past bij hun eigen verbruik. En eigenlijk is dat iets wat goed is, want daarmee ontlast je het stroomnet.’

Mogelijkheden beperkt
Veel van de vragen die de minister beantwoordde tijdens het debat gingen over de hoogte van de terugleververgoeding – het bedrag dat zonnepaneeleigenaren ontvangen voor zonne-energie die ze na het einde van de salderingsregeling terugleveren aan hun energieleverancier – en over de terugleverkosten die energieleveranciers aan zonnepaneeleigenaren in rekening brengen.

‘Het juridisch kader is best strak is en de mogelijkheden zijn beperkt’, aldus de minister die eerder al meldde dat een algeheel verbod op terugleverkosten niet mogelijk is. ‘Maar het is ook niet zo dat er niks kan. De Elektriciteitsrichtlijn en de Richtlijn hernieuwbare energie vormen hierbij het kader en zijn hier cruciaal. In beide richtlijnen is het uitgangspunt dat de terugleververgoeding een afspiegeling moet zijn van de marktwaarde en dat er sprake moet zijn van vrije prijsvorming op basis van vraag en aanbod. Consumenten moeten vrij kunnen kiezen. Informatie om dat te kunnen, moet vergelijkbaar en transparant zijn. Het wetsvoorstel stelt daar ook een aantal eisen voor. Zodra je beperkingen gaat opleggen aan de vrije prijsvorming voor leveranciers of marktdeelnemers, zal dat snel op gespannen voet staan met de artikelen 3 en 5 uit de Elektriciteitsrichtlijn.’

Minimale terugleververgoeding
Bontenbal legde de vinger op de zere plek waarom een minimale terugleververgoeding in het nieuwe wetsvoorstel niet mogelijk zou zijn. ‘Ik vermoed dat het te maken had met het feit dat er in het vorige wetsvoorstel een afbouwpad zat, dus dat het niet tot in de eeuwigheid zo doorging. Dan zou de conclusie dus zijn dat alles waarbij we wel enigszins ingrijpen maar waarbij er wel zicht is op het volledig aan de markt laten, dus waarbij er toch sprake is van een geleidelijk pad, wél zou mogen.’

Bontenbal wees daarbij onder meer op een amendement van Pieter Grinwis (ChristenUnie) en Ilana Rooderkerk (D66) die willen dat de redelijke vergoeding tot 1 januari 2030 op minimaal 50 procent van de kale leveringsprijs wordt vastgesteld (red. zie kader). De minister bevestigde deze lezing. ‘Doordat er een afbouwpad in het vorige wetsvoorstel zat, was het mogelijk om gebruik te maken van een uitzonderingsgrond in de Europese richtlijn. Daarin zat het verschil met hoe het nu is vormgegeven.’

Minister Hermans’ mening over voorgestelde wijzigingen

De Tweede Kamerleden hebben tot nu toe 8 amendementen ingediend waarmee zij het wetsvoorstel van minister Hermans willen wijzigen. Tijdens de commissievergadering sprak Hermans haar ‘appreciatie’ – oftewel oordeel – uit over de amendementen.

  • ChristenUnie en D66 willen dat de redelijke vergoeding tot 1 januari 2030 op minimaal 50 procent van de kale leveringsprijs wordt vastgesteld. Minister Hermans toonde sympathie voor het amendement, maar vraagt wel om een kleine wijziging. ‘Het gaat om het vaststellen van een redelijke vergoeding op minimaal 50 procent van de leveringsprijs tot 1 januari 2030 en daarna geldt vaststelling door de ACM. Als de heer Grinwis en mevrouw Rooderkerk bereid zijn om te kijken naar dat punt over de vaststelling door de ACM, kan ik het amendement oordeel Kamer geven. Dan zitten er namelijk tijdelijkheid en afbouw in, en kunnen we een beroep doen op de uitzonderingsbepaling in de Europese richtlijn.’
    Pieter Grinwis (ChristenUnie) en Ilana Rooderkerk (D66) hebben hun amendement inmiddels gewijzigd. ‘We halen de verschillende onderdelen die draaien om de ACM-vaststelling vanaf 2030 eruit. 50 procent voor 3 jaar blijft dus staan’, aldus Grinwis, waarna minister Hermans bevestigde het gewijzigde amendement te kunnen steunen.
  • Bovendien willen ChristenUnie en D66 dat het markttoezicht van de ACM wordt uitgebreid met toezicht op de beschikbaarheid van een concurrerend aanbod op terugleveringsovereenkomsten. ‘Minister Hermans over het voorstel: ‘Ik deel het belang van een sterk toezichtkader voor de ACM. Ik geef dit amendement dus graag oordeel Kamer.’
  • VVD, SP en ChristenUnie willen dat terugleverkosten die gerelateerd zijn aan de salderingsregeling verboden worden vanaf 1 januari 2027. Minister Hermans over het voorstel: ‘Het amendement gaat over een verbod op het bij huishoudens en micro-ondernemingen in rekening brengen van discriminatoire of niet direct of indirect aan teruglevering gerelateerde kosten en het bevorderen van transparantie. Ik begrijp de wens voor meer duidelijkheid over de wijze waarop leveranciers de terugleverkosten doorrekenen. Dit amendement verduidelijkt zeer expliciet ieder onderscheid op niet-objectieve kenmerken en het feit dat dit verboden is na 2027. Wat dat betreft kan ik het amendement oordeel Kamer laten.’
    ‘Als de salderingsregeling in 2027 komt te vervallen, dan vallen die kosten (red. van de salderingsregeling) voor energieleveranciers weg en kunnen die dus ook niet meer in rekening gebracht worden’, stelde Hermans later in het debat. ‘Ik roep ertoe op en wil ook hier uitspreken dat leveranciers vanaf 2027, echt gewoon vanaf het moment dat deze regeling ten einde is, de hoogte van de terugleverkosten per direct terugschroeven naar een redelijk tarief op basis van de dan nog geldende kosten voor zonnepaneelbezitters.’
  • Ook NSC wil dat er een verbod komt op terugleverkosten zodra het salderen afgeschaft is. ‘Een algeheel verbod op terugleverkosten kan niet in het kader van de regels zoals die in de richtlijn gesteld zijn, en dit amendement moet ik dus ontraden’, aldus minister Hermans.
  • VVD en ChristenUnie willen dat na 3 jaar de gevolgen van het afschaffen van de salderingsregeling geëvalueerd worden. ‘Ik denk dat het heel goed is om een beoordeling over die effecten te maken, dus ik geef dit amendement oordeel Kamer’, aldus minister Hermans.
  • CDA wil dat het verbod op een negatieve redelijke terugleververgoeding over een periode van minimaal 1 maand bezien wordt, dit in verband met dynamische energiecontracten. Minister Hermans hierover: ‘In dit amendement wordt gevraagd om een verbod op een negatieve vergoeding over een periode van ten minste een maand. Dit amendement verbetert de uitvoerbaarheid in relatie tot de dynamische contracten, zonder afbreuk te doen aan de bescherming van de consument, dus ik vind dit een amendement dat bijdraagt aan de bescherming van de consument en de werking van de wet. Ik laat dit amendement dus aan het oordeel van de Kamer.’
  • NSC wil dat de ACM de bevoegdheid krijgt om met terugwerkende kracht een redelijke vergoeding vast te stellen. Dit amendement wordt door Hermans ontraden: ‘Met hoe het nu is vormgegeven en met de juridische analyse zoals wij die gemaakt hebben, zit ik klem in de regels rondom de vrije prijsvorming.’
  • Tot slot wil NSC dat consumenten met zonnepanelen hun langlopende energiecontract kunnen opzeggen als het energiebedrijf de voorwaarden na 1 januari 2027 wijzigt. ‘De geest van het amendement kan ik heel goed volgen, steunen en oordeel Kamer geven’, aldus de minister. ‘Een paar kleine aanpassingen zijn wel belangrijk. Nu staat in het amendement dat iedereen met zonnepanelen voor de inwerkingtreding van de wet, per 1 januari 2027, kosteloos moet kunnen opzeggen. Verreweg de meeste mensen hebben echter al duidelijkheid voor het eind van dit jaar, als alles loopt zoals het moet lopen in beide Kamers. Die duidelijkheid is er dus al eerder. Als we tot overeenstemming kunnen komen over de termijn en over het moment waarop je dat in het amendement zet, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten.’

Verdwalen in bos
De kosten die energieleveranciers maken doordat zonnepaneeleigenaren stroom terugleveren, kunnen volgens de minister worden verrekend in de hoogte van de terugleververgoeding of afzonderlijk in rekening worden gebracht in de vorm van terugleverkosten. ‘Ook een combinatie is mogelijk. Energiebedrijven bepalen zelf hoe zij hun aanbod aan actieve afnemers vormgeven en hoe ze willen concurreren. De ACM kan beide in onderlinge samenhang beoordelen op transparantie en op redelijkheid.’

Henri Bontenbal (CDA) uitte daarbij zijn zorgen over de vergelijkbaarheid van de terugleverkosten die energiebedrijven aan zonnepaneeleigenaren in rekening brengen. ‘Een tarief kan heel redelijk en ook heel transparant zijn, maar de onderlinge vergelijkbaarheid tussen leveranciers wordt een grote puinhoop. Ik geef een heel concreet voorbeeld: wat Essent doet met terugleverkosten per staffel. Op hun website krijg je een hele kerstboom met staffels. En dat mag. Het is ook zelfs goed verdedigbaar, want ik snap precies wat ze doen. De onbalanskosten en de profielkosten zijn namelijk niet lineair toe te rekenen. Ze hebben een slim systeem, maar voor een consument is het totaal onbegrijpelijk geworden. Ook voor websites die contracten vergelijken is het daarmee onvergelijkbaar. Mijn vraag is concreet: gaan we dit allemaal toestaan? Daarmee is het namelijk wel transparant en redelijk, maar het is totaal onvergelijkbaar en voor de consument is het één groot bos waarin ze gaan verdwalen.’

Zelfregulering
Bontenbal deed de suggestie om de energiesector te vragen om zelf met een voorzet te komen voor zelfregulering ten aanzien van de vergelijkbaarheid van de verschillende terugleververgoedingen en terugleverkosten. ‘Spreek bij Energie Nederland af hoe je het gaat fiksen, zonder dat de ACM het helemaal dichtregelt. Zou dat niet moeten gebeuren? Anders wordt het echt totaal onvergelijkbaar.’

Minister Hermans pakte dat voorstel met beide handen aan en in gesprek te gaan met de energiesector om afspraken te maken over die vergelijkbaarheid. ‘Formeel kan de ACM een bindende gedragslijn voorschrijven en daarmee verplichtingen opleggen. Ik heb regelmatig gesprekken met Energie-Nederland. Ik vind het niet gek om ook dit gesprek, over wat er kan gebeuren, op weg naar de invoering van dit wetsvoorstel en – je hoeft eigenlijk niet te wachten op 2027 – ook al in de komende 2 jaar met hen te voeren. Ik vind dat gewoon een heel normale manier van met elkaar samenwerken.’

Contractvrijheid
Vermeer mengde zich namens de BBB ook nog in de discussie. ‘Kijken we naar zelfregulering op het gebied van vergelijkbaar maken of gaan wij gewoon kaders in de wet stellen die zorgen dat het al vergelijkbaar is? Dan hoeven er verder geen regulering en geen controle plaats te vinden en dan maakt de consument gewoon een keus. Is het dan in conflict met de Elektriciteitswet of met richtlijnen om gewoon te regelen dat al die extra kosten doorberekend moeten worden in de terugleververgoeding, punt? Of het nou gaat om terugleverkosten, onbalanskosten of wat je dan ook verzint aan boetes voor mensen met zonnepanelen? Want dan zijn ze 1-op-1 vergelijkbaar en de consument kan dan gewoon een eerlijke keuze maken.’

‘Ik begrijp de redenering van de heer Vermeer, maar we kunnen dit niet doen, omdat het de contractvrijheid doorkruist’, luidde het kort maar krachtige antwoord van Hermans. ‘De terugleververgoeding en de terugleverkosten zijn communicerende vaten. Ik kan op grond van de richtlijn niet een algeheel verbod op terugleverkosten instellen, maar ik kan dus wel eisen stellen. Ik kan eisen dat ze redelijk zijn, dat ze transparant zijn en dat ze vergelijkbaar zijn.’

Modelcontract
Vermeer deed op zijn beurt nog de suggestie om in het modelcontract 2 prijzen op te nemen: de vergoeding voor geleverde stroom én de vergoeding voor teruggeleverde stroom. Hij krijgt daarbij bijval van Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA).

‘Het modelcontract is een leveringscontract met standaardvoorwaarden, waardoor het contract makkelijk vergelijkbaar is’, duidt Hermans. ‘Het modelcontract wordt vastgesteld door de ACM. In het wetsvoorstel Energiewet staat de grondslag dat vergunninghoudende energieleveranciers een modelcontract moeten aanbieden voor bepaalde tijd, minstens 1 jaar, met vaste tarieven. Dat is nieuw. Daarin staat ook de grondslag voor een modelcontract voor onbepaalde tijd met variabele tarieven. Dan is er nog het aangenomen amendement-Erkens dat regelt dat het modelcontract voor bepaalde tijd met vaste tarieven ook ziet op de invoeding van elektriciteit. Het modelcontract stelt niet de hoogte van het tarief zelf vast, en ook niet de kostencomponenten. Het is aan de leveranciers of de marktdeelnemers om die te bepalen. Zij zijn ook de partijen die met de modelcontracten die zij aanbieden moeten concurreren op de elektriciteitsmarkt. Dat geldt dus voor de terugleverovereenkomsten en de modelcontracten voor teruglevering.’

Ondanks dat Hermans verwacht dat er weinig juridische ruimte is om extra eisen te gaan stellen in het modelcontract, heeft ze Vermeer en Kröger toegezegd uit te gaan zoeken welke mogelijkheden er zijn.

Terugwerkende kracht
Tijdens de commissievergadering deed Wytske Postma (NSC) tot slot nog de suggestie om toezichthouder ACM de mogelijkheid te geven om voor energieleveranciers die geen redelijke terugleververgoeding aan zonnepaneeleigenaren betalen te dwingen dit met terugwerkende kracht alsnog te doen.

‘De ACM kan op basis van het huidige wetsvoorstel vaststellen dat een vergoeding niet redelijk was en dan heeft een consument recht op compensatie’, duidt Hermans. ‘Mevrouw Postma wil eigenlijk dat als de ACM bij een individuele leverancier zegt “dit was geen redelijke vergoeding”, er met terugwerkende kracht een minimumvergoeding geldt. Onze inschatting is dat dit niet kan binnen de kaders van de Elektriciteitsrichtlijnen en de Richtlijn hernieuwbare energie.’

Ondanks die constatering gaat Hermans de juridische ruimte voor het verzoek van Postma nader onderzoeken. Later deze week komt de minister vermoedelijk nog met een brief waarin zij de laatste vragen beantwoordt.

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten