De Raad van State heeft minister Wiebes afgelopen zomer geadviseerd (red. dit advies is nu pas openbaar gemaakt) extra onderzoek te doen naar de afbouw van de salderingsregeling. Voor eigenaren van koopwoningen en huurders stijgt de terugverdientijd van zonnepanelen volgens de Raad van State mogelijk te veel. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State heeft minister Wiebes adviesbureau KWINK aanvullend onderzoek laten doen naar de gevolgen van de afbouw van de salderingsregeling voor woningcorporaties.
In 2031 niet meer salderen
De salderingsregeling blijft zoals bekend in haar huidige vorm gehandhaafd tot 2023. Vanaf dat jaar wordt de regeling tot 2031 stapsgewijs afgebouwd naar 0. Minister Wiebes maakte afgelopen maart het definitieve afbouwpad van de salderingsregeling bekend. Eigenaren van zonnepanelen mogen vanaf 2023 ieder jaar 9 procent minder salderen en in 2031 niet meer salderen. De terugverdientijd voor zonnepanelen is naast het afbouwpad van salderen afhankelijk van een groot aantal factoren waaronder het aandeel direct eigen gebruik, het elektriciteitstarief inclusief belastingen voor de gesaldeerde elektriciteit en de terugleververgoeding voor elektriciteit die niet gesaldeerd mag worden. TNO presenteerde afgelopen maart een rekenmodel waarmee het effect van de afbouw van de salderingsregeling op de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen voor consumenten, scholen en het mkb in kaart is gebracht.
Wiebes weerlegt kritiek Raad van State
In zijn toelichting op het wetsvoorstel weerlegt minister Wiebes de door de Raad van State geuite kritiek. De resultaten van TNO tonen volgens hem de noodzaak aan voor de afbouw van de salderingsregeling, omdat er anders sprake zou zijn van overstimulering. Omdat de terugverdientijd bij de afbouw van de salderingsregeling volgens TNO tot en met 2030 voldoende aantrekkelijk blijft, verwacht Wiebes dat de afbouw het realiseren van de doelstellingen van het Energieakkoord en Klimaatakkoord niet in gevaar zal brengen.
Risico stijgende terugverdientijden beperkt
‘Het onderzoek van TNO geeft ook aan dat er onzekerheden zijn, zoals de kostendaling van zonnepanelen en de ontwikkeling van het leveringstarief van elektriciteit, wat kan leiden tot een langere terugverdientijd dan 7 jaar’, schrijft Wiebes aan de Tweede Kamer. ‘In het rapport geeft TNO over deze onzekerheden aan dat het niet ondenkbaar is dat het effect van kostendaling en dat van elektriciteitstarieven elkaar gaat compenseren: wanneer de elektriciteitstarieven laag zijn, ontstaat er waarschijnlijk druk om de investeringskosten te laten dalen zodat investeringen in zonnepanelen rendabel blijven voor particulieren. Daardoor wordt het risico op stijgende terugverdientijden beperkt.’
Iedere 5 jaar evalueren
Minister Wiebes volgt daarbij wel de aanbeveling op om de ontwikkeling van de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen periodiek te monitoren. ‘De monitoring van de ontwikkeling van hernieuwbare energie en zonnepanelen in het bijzonder via de Klimaat en Energie Verkenning (KEV) door het Planbureau voor de Leefomgeving wordt als de meest relevante periodieke monitoring gezien. Indien uit die monitoring zou blijken dat de verwachtingen niet worden waargemaakt, kan gericht vervolgonderzoek naar de oorzaken worden gedaan. Daarnaast is het gebruikelijk om belastinguitgaven iedere 5 jaar te evalueren. Dit geldt ook voor de afbouw van de salderingsregeling.’
Afbouwpad wetsvoorstel
In het wetsvoorstel dat nu naar de Tweede Kamer is gestuurd, is ook het eerder al onthulde afbouwpad opgenomen zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Kalenderjaar |
Percentage te salderen |
2023 |
91 procent |
2024 |
82 procent |
2025 |
73 procent |
2026 |
64 procent |
2027 |
55 procent |
2028 |
46 procent |
2029 |
37 procent |
2030 |
28 procent |
2031 |
0 procent |
Rekenvoorbeeld
In zijn toelichting op het wetsvoorstel heeft minister Wiebes onderstaand rekenvoorbeeld opgenomen.
Afname door kleinverbruiker: 3.500 kilowattuur
Invoeding door kleinverbruiker: 1.500 kilowattuur
Percentage saldering: 91 procent
Voor 91 procent van de invoeding geldt in 2023 wel de salderingsregeling. In dat jaar mag in het rekenvoorbeeld nog 91 procent van de totale invoeding van 1.500 kilowattuur dus nog 1.365 kilowattuur gesaldeerd worden. Dit betekent dat dit huishouden voor 2.135 kilowattuur – dit is 3.500 kilowattuur min 1.365 kilowattuur – de leveringskosten, energiebelasting, ODE en btw is verschuldigd. Voor 9 procent van de invoeding geldt niet de salderingsregeling. Voor dit gedeelte – de ingevoede elektriciteit die niet wordt gesaldeerd, oftewel de resterende 135 kilowattuur – ontvangt het huishouden van het energiebedrijf een redelijke vergoeding. Deze redelijke vergoeding ligt momenteel tussen circa 4 en 11 cent per kilowattuur, afhankelijk van de gekozen energieleverancier.
Over de wijze waarop deze redelijke vergoed wordt vastgelegd meldt minister Wiebes het volgende: 'Momenteel is de hoogte van de redelijke vergoeding niet wettelijk gespecificeerd. Uit een beleidsregel van de ACM uit 2006 volgt dat een redelijke vergoeding minimaal 70 procent van de APX-prijs van elektriciteit moet bedragen. In dit wetsvoorstel wordt met het oog op consumentenbescherming een grondslag opgenomen waardoor het mogelijk wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding. Hierdoor wordt het mogelijk om een ondergrens in lagere regelgeving op te nemen. Zo wordt geborgd dat kleinverbruikers een redelijke vergoeding krijgen voor de door op een net ingevoede elektriciteit.'
Lees ook:
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.