In de periode 2023-2030 bedraagt de jaarlijkse afbouw 9 procent, waarna deze van het kalenderjaar 2030 naar 2031 de laatste stap van 28 naar 0 procent maakt om te zorgen dat het salderingspercentage vanaf 2031 daadwerkelijk 0 is. In het oorspronkelijke voorstel van de omvorming van de salderingsregeling voor kleinverbruikers met zonnepanelen dat minister Wiebes afgelopen oktober presenteerde, werd nog gesproken van een snellere jaarlijkse afbouw, te weten met 11 procent per jaar. Het minder snelle afbouwpad is volgens onderzoekers van TNO gunstiger voor investeerders in zonnepanelen en leidt tot een verkorting van bijna 9 maanden terugverdientijd voor investeringen in 2024-2025.
Wijzigingen na internetconsultatie
Nadat minister Wiebes afgelopen oktober het bijbehorende wetsvoorstel publiceerde voor de afbouw van de salderingsregeling, dienden tientallen organisaties een zienswijze in tijdens de internetconsultatie.
Met zijn Kamerbrief informeert minister Wiebes de Tweede Kamer nu over 3 belangrijke punten:
Het door minister Wiebes gemaakte wetsvoorstel wordt nu voorgelegd aan de Raad van State. Nadat zij hun advies hebben uitgebracht, wordt het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd ter behandeling. Minister Wiebes verwacht dat dit nog voor het zomerreces zal gebeuren.
Definitief afbouwpad
Het kabinet na de publicatie van de Klimaat- en Energie Verkenning 2019 (KEV 2019) het definitieve afbouwpad voor de salderingsregeling bepaald op basis van de meest recente cijfers. De in de onderstaande tabel genoemde percentages betreffen het deel van de elektriciteit dat door de kleinverbruiker op het net is ingevoed waarvoor nog gesaldeerd mag worden. Voor het overige deel ontvangen kleinverbruikers uitsluitend een redelijke vergoeding van de leverancier.
‘Het definitieve afbouwpad leidt tot een minder snelle afbouw dan het indicatieve afbouwpad dat in het concept wetsvoorstel was opgenomen’, schrijft minister Wiebes aan de Tweede Kamer. De minister verwijst daarbij naar een onderzoeksrapport van TNO. ‘Zoals uit het rapport blijkt, wordt met het minder snel aflopende definitieve afbouwpad het effect van de afbouw op de terugverdientijd verzacht, binnen de budgettaire kaders van het regeerakkoord van oktober 2017.’
Kalenderjaar |
Definitieve afbouw |
Indicatieve afbouw |
2023 |
91 procent |
89 procent |
2024 |
82 procent |
78 procent |
2025 |
73 procent |
67 procent |
2026 |
64 procent |
56 procent |
2027 |
55 procent |
45 procent |
2028 |
46 procent |
34 procent |
2029 |
37 procent |
23 procent |
2030 |
28 procent |
11 procent |
2031 |
0 procent |
kalenderjaren vanaf 2031 naar 0 procent |
Terugverdientijd voor een referentiesysteem bij verschillende afbouwpaden van salderen
‘Het kabinet verwacht dat er hiermee de komende jaren een eenvoudige, gebruiksvriendelijke regeling blijft bestaan waardoor het voor huishoudens financieel aantrekkelijk blijft om te investeren in zonnepanelen en tegelijkertijd overstimulering wordt voorkomen’, aldus minister Wiebes over de terugverdientijd. ‘Zo pakt de energietransitie voor de belastingbetaler niet duurder uit dan nodig.’
Direct eigen verbruik het meest rendabel
De voorgestelde afbouw van de salderingsregeling heeft geen effect op de vrijstelling van belasting op de elektriciteit die achter de meter zelf wordt opgewekt en direct wordt verbruikt. Daarvoor betaalt een kleinverbruiker nog steeds geen energiebelasting en opslag duurzame energie (ODE). Het directe eigen verbruik van de opgewekte zonnestroom is dan ook nog altijd het meest rendabel.
Meetinrichting voor aparte registratie verplicht
Voor de afbouw van de salderingsregeling is het nodig dat alle kleinverbruikers een meetinrichting hebben die de afname en invoeding van elektriciteit op het net apart kan meten. Het wordt daarom verplicht dat kleinverbruikers een dergelijke meetinrichting hebben.
Lees ook:
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.