logo
wvhj2023
© KiesZon
© KiesZon
1 april 2020

NVDE uit zorgen over breedte SDE++: wind- en zonne-energie vallen mogelijk buiten de boot

De Nederlandse Vereniging van Duurzame Energie uit in een brief aan minister Wiebes haar zorgen over de breedte van de Stimuleringsregeling Duurzame Energietransitie (SDE++).

De eerste ronde van de SDE++ wordt opengesteld van 29 september 9.00 uur tot 22 oktober 17.00 uur. Er is 5 miljard euro subsidie beschikbaar. Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat meldde half februari dat er binnen de SDE++ een extra stimulans komt voor zonnecarports en er meer subsidie toegekend wordt aan drijvende zonnepanelen.

Op gespannen voet
De NVDE stelt blij te zijn dat er nu meer helderheid is hoe de SDE++ van dit jaar wordt vormgegeven. ‘Tegelijkertijd houden we fundamentele zorgen bij de breedte over de sectoren van de regeling, en de complexiteit die dat oplevert. Op een aantal punten hebben we concrete voorstellen voor verbetering.’

Allereerst pleit de NVDE ervoor dat de SDE++ het halen van de sectordoelen uit het Klimaatakkoord mogelijk moet maken. ‘De concurrentie tussen alle technieken in de SDE++, waarbij de kosteneffectiviteit op korte termijn leidend is, staat op gespannen voet met de sectorale doelstellingen die in het Klimaatakkoord zijn afgesproken. Van jaar op jaar moeten daarom ook duurdere technieken een voldoende volume aan projecten in de SDE++ kunnen realiseren opdat de afgesproken sectordoelen voor 2030 gehaald worden. Vooral categorieën gericht op het verduurzamen van (warmtenetten in) de Gebouwde Omgeving (GO) lopen hierbij risico in de SDE++, omdat ze veelal een relatief hoge subsidie-intensiteit hebben.’

Het risico dat sectoren in een SDE-ronde buiten de boot vallen, wordt volgens de NVDE vergroot doordat er nog geen jaarlijkse plafonds worden geïntroduceerd voor de technieken waarvoor dit in het Klimaatakkoord is afgesproken. ‘Om een evenwichtig portfolio te krijgen, zal op z’n minst de pijplijn aan projecten die in voorbereiding zijn per categorie goed moeten worden gemonitord en het SDE++-budget daarop worden afgestemd. Die monitoring is nu geen expliciet onderdeel van de Kamerbrief (red. die minister Wiebes half februari naar de Tweede Kamer stuurde), waardoor marktpartijen zich hier geen oordeel over kunnen vormen.’

Zon en wind buiten de boot
Ten tweede moet de SDE++ volgens de NVDE voldoende ruimte bieden voor projecten die voortkomen uit de maatschappelijke afwegingsprocessen die bijvoorbeeld voortkomen uit de Regionale Energiestrategieën (RES’en). Deze projecten zouden niet zomaar mogen stranden doordat ze niet aan de beurt komen in de SDE++. ‘Omdat de SDE++ alleen maar op laagste kosten rangschikt, bestaat het risico dat dergelijke projecten buiten de boot vallen. Voorbeelden hiervan zijn projecten voor wind en zon (‘hernieuwbaar op land’) die in de RES’en uitkomst zijn van een zorgvuldig ruimtelijk ontwerp- en afwegingsproces, deze worden in de SDE++ niet anders behandeld dan projecten die deze basis niet hebben.’

Hele economische levensduur
Een ander verbeteringsvoorstel van de NVDE is om voor de rangschikking in de SDE++ de CO2-emissiereductie te berekenen voor de gehele economische levensduur van projecten. De organisatie hierover: ‘Een belangrijke vernieuwing in de SDE++ is de rangschikking op subsidie-intensiteit: de subsidiekosten per geleverde ton CO2-emissiereductie. Nu zijn er categorieën in de SDE++ waarbij de economische levensduur van een project ten minste 25 procent langer (red. zoals zonnepanelen) is dan de subsidieperiode en die in de jaren na afloop van de subsidietermijn rendabel blijven. In de subsidiekosten worden die extra jaren hernieuwbare productie meegenomen, wat leidt tot een lagere subsidiegrondslag. In de geleverde CO2-emissiereductie is dat niet het geval: die wordt alleen voor de subsidieperiode gerekend. Wij vinden dat niet correct, omdat de onderlinge concurrentie tussen opties in de regeling op basis van het subsidiebeslag per ton vermeden CO2 is. Op deze manier worden sommige categorieën tekortgedaan in de rangschikking en is er geen sprake van een gelijk speelveld. Op dit moment is dit vooral voor zonne-energieprojecten een probleem in de rangorde, maar dit principe geldt voor alle categorieën waarbij de operationele kosten lager zijn dan de marktwaarde van wat geproduceerd wordt. Een herberekening op basis van economische levensduur is vrij eenvoudig te maken. Hooguit moet dan het peiljaar voor de CO2- reductie per kilowattuur iets naar achteren worden geschoven (van 2030 naar bijvoorbeeld 2033), maar dit is een relatief eenvoudige aanpassing waarvoor het PBL vrij snel de cijfers zou moeten kunnen aanleveren. Wij stellen dus voor om voor projecten met een langere economische levensduur dan de SDE-subsidieduur de CO2-reductie gedurende de gehele economische levensduur mee te nemen in de berekening van de subsidie-intensiteit.’

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten