LTO Noord: grote potentie melkveehouders om eigen verbruik zonnestroom te verhogen

32,5 procent van de 16.000 Nederlandse melkveehouders produceert op dit moment met zonnepanelen stroom voor de eigen bedrijfsprocessen. Van de op het bedrijf geproduceerde zonne-energie wordt een groot deel weer teruggeleverd aan het stroomnet.

2 routes
In het rapport hebben Ruitenberg Advies, CLM en LTO Noord in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in kaart gebracht hoe een melkveehouder op het bedrijf geproduceerde duurzame elektriciteit direct zelf kan benutten.

In principe zijn hiervoor volgens het rapport 2 routes. Het directe verbruik kan verhoogd worden door het opslaan van ‘overtollige’ duurzame elektriciteit op het bedrijf of het inzetten hiervan voor werkzaamheden die op willekeurige tijdstippen kunnen worden uitgevoerd.

Elektrificeren bedrijfsvoering
Een van de conclusies van de onderzoekers is dat het directe gebruik van op het bedrijf geproduceerde duurzame elektriciteit met bestaande apparatuur al flink verhoogd kan worden. Deze apparatuur is vooralsnog echter nog duurder in de aanschaf. Uitzondering hierop is de elektrische boiler. Het ‘terugverdienen’ van de investeringen in het elektrificeren van de bedrijfsvoering gaat sneller voor apparatuur waarmee de overstap van diesel naar elektriciteit wordt gemaakt.

De omvang van de financiële besparingen door het verschuiven van het elektriciteitsgebruik in de tijd – en daarmee het verhogen van het gebruik van eigen opgewekte energie – is beperkt. Hetzelfde geldt, qua energiegebruikskosten, voor het vervangen van een gasboiler door een elektrische boiler. Voor veel melkveehouders zijn investeringskosten doorslaggevend bij de aanschaf van apparatuur, terwijl de kosten van onderhoud en energiegebruik tussen apparatuur sterk verschillen. Total cost of ownership (tco) wordt bij de aanschaf vaak nog niet in beeld gebracht. Juist voor het elektrificeren van de bedrijfsvoering is het volgens de onderzoekers van belang deze tco’s te kennen en tegen elkaar af te zetten. De tco is in de praktijk vaak moeilijk te bepalen, aangezien leveranciers maar zeer beperkt informatie (kunnen) verstrekken over nieuwe elektrische apparatuur of dieselvarianten en ook melkveehouders het gebruik van de eigen apparatuur niet goed in beeld hebben.

Beperkt meetgegevens beschikbaar
Een ander probleem is volgens de onderzoekers dat er beperkt meetgegevens beschikbaar zijn over het gebruik van energie op een melkveehouderijbedrijf. Meer informatie over het gebruik van verschillende apparaten is nodig om beter in beeld te brengen in welke situatie en voor welk type melkveehouderijbedrijf elektrificatie interessant is.

De onderzoekers doen in hun rapport dan ook een reeks aanbevelingen. Zo pleit men voor het investeren in het in kaart brengen van het energiegebruik van apparatuur die geëlektrificeerd kan worden door middel van metingen. Ook zou elektrificatie bij aanschaf van nieuwe apparatuur meer aandacht verdienen, in combinatie met kennis over de tco van deze apparatuur.

Omdat aanschaf van elektrische apparatuur die het verplaatsen van het gebruik mogelijk maakt in veel gevallen pas milieutechnisch voordelig is als daarvoor gebruikgemaakt wordt van duurzame energie, is het volgens het rapport aan te bevelen om de Energie-investeringsaftrek (EIA) voor die elektrische apparatuur alleen toe te kennen als de investering wordt gecombineerd met duurzaam opgewekte energie.