logo
wvhj2023
foto: Zonnegilde
foto: Zonnegilde
16 januari 2019

PBL-advies SDE+ 2019: ondergrens systeemgrootte zon-pv verhogen bij vervangen salderingsregeling

Het PBL stelt in zijn rapport ‘Eindadvies basisbedragen SDE+ 2019’ dat de ondergrens voor pv-systemen om voor SDE+-subsidie in aanmerking te komen, verhoogd moet worden bij de vervanging van de salderingsregeling.

In december werd bekend dat er in 2019 binnen de SDE+-regeling 10 miljard euro beschikbaar is. Dat is 2 miljard euro minder dan in 2018. Verder is de indeling voor zon-pv qua categorieën op de schop gegaan. Het rapport ‘Eindadvies basisbedragen SDE+ 2019+’ heeft daarin een leidende rol gespeeld. Bij het opstellen van het adviesrapport heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat het PBL –  naar nu blijkt –gevraagd om te onderzoeken of een verdere verfijning van het aantal categorieën voor zon-pv wenselijk is en om overwegingen te formuleren om de ondergrens van 15 kilowattpiek voor zon-pv te verhogen op het moment dat de opvolger van de salderingsregeling in werking gaat.

Mogelijke verhoging van ondergrens
De PBL-onderzoekers stellen in het adviesrapport dat er door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) overwogen wordt om de ondergrens van 15 kilowattpiek te verhogen naar een typische pv-systeemgrootte passend bij een aansluiting groter dan 3*80 A. Deze ondergrens, uitgaande van een grootverbruikersaansluiting, zou naar mening van het PBL niet hoger moeten liggen dan 115 kilowattpiek, dus ergens tussen 15 en 115 kilowattpiek. ‘Daarbij adviseren we deze ondergrens te verhogen in samenhang met de salderingsregeling, zodat er een continu ondersteuningsspectrum bestaat voor kleinere zon-pv-systemen’, aldus het PBL.

Zonvolgend: opbrengst 25 procent hoger
In de SDE+-regeling 2019 is er een aparte categorie voor zonvolgende pv-systemen. Het PBL stelt dat deze systemen een flinke meeropbrengst hebben. ‘Door het gebruik van een zonvolgsysteem kan de opbrengst tot 25 procent hoger zijn dan die van standaardsystemen op land of (platte) daken met een vaste oriëntatie. Dit resulteert in een hoger aantal vollasturen (red. 1.190 in plaats van 950 vollasturen). De specifieke kosten per kilowattuur van een project met een zonvolgsysteem liggen nabij de specifieke kosten van een project zonder volgsysteem, mits alle uren subsidiabel zijn. Voor projecten met een zonvolgsysteem worden daarom 1.190 vollasturen geadviseerd bij gelijke basisbedragen; hetzelfde geldt voor pv op water met een zonvolgsysteem.’

Zon op water: meeropbrengst onvoldoende
De PBL-onderzoekers hebben in hun eindadvies ook aandacht voor een eventuele aparte categorie voor drijvende zonnepanelen. Het PBL ziet daar vooralsnog echter geen soelaas in: ‘Systemen op water kunnen een iets hogere productie halen dan systemen op land. Deze productiestijging is meestal indicatief enkele procenten. Gegeven de algemene spreiding in productiekosten tussen installaties in de praktijk, menen we dat er onvoldoende basis is om een aparte categorie voor watersystemen te adviseren.’

Elders in het rapport herhaalt men deze visie: ‘In het eindadvies wordt geen aparte categorie voor zon op water geadviseerd. Deels zitten er nog innovatieve aspecten aan en deels is het hogere aantal vollasturen te beperkt om een eigen categorie te rechtvaardigen.’

Marktconsultatie: roep om waarborgsom bij inschrijving
Het adviesrapport geeft ook een inkijkje in de opmerkingen die marktpartijen uit de zonne-energiesector bij het PBL hebben gedaan tijdens de marktconsultatie. ‘Om de kwaliteit van de inschrijvingen te verhogen, moet er gewerkt worden met een waarborgsom bij inschrijving’, is het pleidooi van een van de marktpartijen.

‘De hoogte van de jaarlijkse O&M is totaal onrealistisch’, meldt een andere marktpartij. Ook de stijgende arbeidskosten worden meermaals aangestipt. ‘Onze ervaring is dat arbeidskosten omhooggaan. Wij zien dat arbeidskosten nu al 30 procent van de kosten zijn en soms zelfs 35 tot 40 procent’, aldus een van de bedrijven. Met dat laatste aandachtspunt heeft het PBL wat gedaan: door een toenemende krapte op de arbeidsmarkt wordt door de onderzoekers verondersteld dat installatie-arbeidskosten stijgen met 2 procent per jaar.

‘Goed blijven monitoren’
In het adviesrapport is het verder opvallend dat er een nawoord opgenomen is waar er specifieke aandacht is voor het basisbedrag zon-pv. In het nawoord staat een reactie van PBL, ECN part of TNO en DNV GL op de aandachtspunten van de review.

In dit nawoord wordt niet alleen benadrukt dat de markt voor zeer grote zon-pv-projecten in Nederland relatief jong is, maar is er ook aandacht voor het onderscheid dat in het advies gemaakt is tussen daksystemen en veldsystemen. ‘Dit advies is gebaseerd op de huidige inzichten in de kosten van Nederlandse projecten. Wij hebben daarom een bottom-up-benadering waarbij de betrouwbaarheid van de module- en omvormerprijzen groot is. Hierop passen we geen economy of scale van de inkoopprijs toe, omdat we inschatten dat dat effect beperkt is boven de 250 kilowattpiek en we hier ook geen bewijs van hebben. Het verschil tussen klein dak en groot dak zit voornamelijk in de marge op materiaal en 1 extra jaar realisatieperiode. Bij grote veldsystemen worden lagere arbeidskosten en marge deels teniet gedaan door extra kosten voor netwerkaansluiting. Nederlandse projecten kunnen bijvoorbeeld in netaansluitingskosten typisch verschillen van andere landen. Het signaal van de reviewers is evenwel helder. We zullen komend jaar goed blijven monitoren hoe de kosten van kleine projecten enerzijds en grote projecten anderzijds specifiek in Nederland evolueren.’

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten