Voor de komende jaren zit volgens het PBL de onzekerheid niet zozeer in de vraag óf maar vooral hoe snel het aandeel hernieuwbare energie stijgt. De onderzoekers wijzen daarbij opnieuw op het feit dat het volle stroomnet de uitrol van onder meer zonnepanelen afremt.
Van 25,2 naar 25,8 gigawattpiek
Voor zonnepanelen heeft het PBL in de KEV 2022 de raming voor het jaar 2030 naar boven bijgesteld van 25,2 gigawattpiek naar 25,8 gigawattpiek.
Jaar |
Zonnepanelen |
Wind op land |
Wind op zee |
2021 |
14,4 gigawattpiek |
5,3 gigawatt |
2,5 gigawatt |
2023 |
18,2 gigawattpiek |
5,8 gigawatt |
3,9 gigawatt |
2024 |
21,2 gigawattpiek |
6,2 gigawatt |
4,6 gigawatt |
2025 |
22,7 gigawattpiek |
6,6 gigawatt |
5,3 gigawatt |
2026 |
23,3 gigawattpiek |
7,1 gigawatt |
6,0 gigawatt |
2027 |
23,9 gigawattpiek |
7,4 gigawatt |
6,0 gigawatt |
2028 |
24,5 gigawattpiek |
7,6 gigawatt |
7,9 gigawatt |
2029 |
25,1 gigawattpiek |
7,6 gigawatt |
9,8 gigawatt |
2030 |
25,8 gigawattpiek |
7,4 gigawatt |
15,8 gigawatt |
35 terawattuur
‘Het transport van de geproduceerde hernieuwbare elektriciteit naar de afnemers kan de toename van windenergie op land en zonnestroom gaan beperken’, schrijft het PBL in de KEV 2022. ‘De extra productiecapaciteit uit wind en zon tot 2030 is in deze KEV op onderdelen beperkt vanwege knelpunten op de elektriciteitsnetten. De productie van hernieuwbare elektriciteit op land (uit wind en zon) in 2030 is in deze KEV vrijwel gelijk aan die in de KEV 2021. Met de huidige kennis van de distributie- en transportnetwerken verwachten we dat de netwerken deze hoeveelheid in 2030 kunnen transporteren, maar niet meer. Voor grootschalige zonne- en windenergie-installaties is de productie gemaximeerd op 35 terawattuur. Voor kleinschalige zon-pv zijn ten opzichte van de KEV 2021 geen extra netwerkbeperkingen gehanteerd, maar er kunnen lokaal of regionaal wel knelpunten ontstaan. Dit is meegewogen in de onzekerheidsanalyse.’
Belangrijkste energiebron
Het PBL stelt in de KEV 2022 dat zonnestroom in Nederland de belangrijkste bron van hernieuwbare energie zal worden voor huishoudens.
De winning van hernieuwbare energie bij huishoudens nam toe van 15 petajoule in 2000 naar 41 petajoule in 2021 en stijgt in de raming naar 70 petajoule in 2030. De toename van zonnestroom is daarin het grootst: een stijging van 16 petajoule in 2021 naar 32 petajoule in 2030. Door de sterke toename van warmtepompen in diezelfde periode stijgt het gebruik van omgevingswarmte door warmtepompen van 8 petajoule in 2021 naar 21 petajoule in 2030. Het gebruik van zonnewarmte door zonneboilers en hout in houtkachels in huishoudens blijft gelijk en is respectievelijk 1 en 16 petajoule.
85,8 petajoule zonne-energie
Het bruto-eindverbruik voor zonne-energie loopt in Nederland in 2030 op naar 85,8 petajoule.
Onderstaande tabel toont het bruto-eindverbruik van zonne-energie in Nederland; uitgedrukt in petajoule en voor zonnewarmte en zonnestroom.
Kalenderjaar |
Zonnewarmte |
Zonnestroom |
Totaal zonne-energie |
2005 |
0,7 |
0,1 |
0,8 |
2015 |
1,1 |
4,0 |
5,1 |
2020 |
1,2 |
31,6 |
32,7 |
2021 |
1,2 |
40,8 |
42,0 |
2023 |
1,2 |
59,3 |
60,5 |
2030 |
1,4 |
84,4 |
85,8 |