Dat meldt minister Jetten voor Klimaat en Energie aan de Tweede Kamer. Jetten maakte half mei bekend dat de afbouw van de salderingsregeling nog een jaar uitgesteld wordt, te weten tot 1 januari 2025. Vanaf dat kalenderjaar krijgen de eigenaren van zonnepanelen versneld minder voordeel.
Wijzigingsvoorstel
De minister heeft nu het wijzigingsvoorstel voor de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag, die ten grondslag liggen aan de afbouw van de salderingsregeling, naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is onder meer het geleidelijk dalend percentage van de opgewekte stroom die nog gesaldeerd mag worden opgenomen. Ook introduceert het wetsvoorstel een verplichting voor kleinverbruikers om een meetinrichting te hebben die de afname en invoeding van elektriciteit op het stroomnet apart kan meten, omdat dit nodig is voor de afbouw van het salderen.
De beoogde datum van inwerkingtreding van de wet is 1 januari 2023. Vanaf dat moment heeft de netbeheerder 2 jaar de tijd om, voorafgaand aan de startdatum van de afbouw, kleinverbruikers die nog niet in het bezit zijn van een meter die invoeding en afname separaat kan meten, deze nogmaals aan te bieden. Vanaf inwerkingtreding van de wet is de kleinverbruiker verplicht een dergelijke meter te accepteren. Met het oog op de gewenste spoedige inwerkingtreding, verzoekt minister Jetten de Tweede Kamer het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te behandelen.
80 procent
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de redelijke vergoeding die energieleveranciers moeten betalen voor elektriciteit die wordt teruggeleverd steeds belangrijker voor consumenten met zonnepanelen. Voor het percentage dat kleinverbruikers niet kunnen salderen – 36 procent in 2025 – ontvangen kleinverbruikers een redelijke vergoeding van het energiebedrijf.
Met het oog op consumentenbescherming is in het wetsvoorstel een grondslag opgenomen die het voor de minister mogelijk maakt regels te stellen aan deze redelijke vergoeding. ‘De onderhandelingspositie van kleinverbruikers is immers relatief zwak tegenover grote bedrijven, terwijl een redelijke vergoeding belangrijk is voor de terugverdientijd van hun investering in zonnepanelen’, aldus Jetten. ‘Het vorige kabinet heeft het voornemen gecommuniceerd het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding vast te willen stellen op 80 procent van het leveringstarief dat de kleinverbruiker heeft afgesproken met zijn/haar energieleverancier, exclusief belastingen en heffingen. Ik ben van mening dat een minimumvergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief voor een goede balans zorgt tussen marktwerking en de belangen van de energieleveranciers enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds.’
Verlagen
Op termijn is het volgens de minister echter wenselijk dat meer marktwerking ontstaat en dat een kleinverbruiker zelf kan bepalen aan wie en tegen welke prijs diegene de zelf geproduceerde en ingevoede elektriciteit wil verkopen. ‘Vaststelling van het minimumtarief bij algemene maatregel van bestuur biedt de mogelijkheid om geleidelijk meer marktwerking in de tarieven voor ingevoede elektriciteit te introduceren. Daardoor krijgen de energieleveranciers de gelegenheid om concurrentiemodellen te ontwikkelen voor invoeding zonder dat dat voor grote schokeffecten zorgt in de consumententarieven en de businessmodellen voor investeringen in zonnepanelen. Ik ben voornemens de minimumvergoeding geleidelijk te verlagen om marktwerking te bevorderen. Daarbij houd ik de terugverdientijden in het oog.’
Absoluut maximum
Verder wil de minister de redelijke vergoeding van een absoluut maximum voorzien. Jetten: ‘Dit houdt verband met de sterk fluctuerende waarde van zonnestroom en de op dit moment hoge leveringstarieven voor elektriciteit door de geopolitieke ontwikkelingen. De waarde van door zonnepanelen opgewekte stroom op een zonnige dag rond lunchtijd is laag. Een absoluut maximum van de redelijke vergoeding beschermt energieleveranciers tegen het verplicht inkopen van stroom tegen een aanzienlijk hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie.’
Jetten stelt namelijk te willen voorkomen dat de energieleveranciers gedwongen worden om een aanzienlijk hogere prijs te betalen dan de waarde van de elektriciteitsproductie op de groothandelsmarkt. ‘Dit omdat een te hoge prijs die door energieleveranciers betaald moet worden voor teruggeleverde zonnestroom negatieve gevolgen heeft voor de energierekening. De meerkosten die leveranciers verplicht dragen, worden aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een te hoge minimumvergoeding leiden tot onevenredig hoge elektriciteitstarieven voor klanten zonder zonnepanelen.’
8,8 tot 9,9 eurocent
TNO heeft aangegeven dat een redelijke vergoeding van 80 procent van het kale leveringstarief in hun berekeningen in 2025 voor de eerste schijf van de energiebelasting overeenkomt met 9,9 eurocent per kilowattuur 0,099. In de jaren daarna loopt dit geleidelijk terug, te weten naar 8,7 eurocent per kilowattuur in 2030.
‘In de hogere schijven ligt dit bedrag lager, omdat daar door TNO wordt uitgegaan van lagere marges voor de energieleveranciers’, duidt Jetten. ‘Als bij het bepalen van het absolute maximum bij de berekeningen van TNO wordt aangesloten, heeft een dergelijk absoluut maximum geen negatieve invloed op de terugverdientijden voor investeringen in zonnepanelen. Hiermee houd ik de terugverdientijden in het oog, net zoals het doel van de minimumvergoeding (consumentenbescherming), zónder dat deze minimumvergoeding onredelijk hoog uitpakt voor energieleveranciers en daarmee ook voor hun klanten zonder zonnepanelen. Daarbij merk ik op dat het energieleveranciers uiteraard vrij staat hun klanten een hogere terugleververgoeding te betalen. Het loont daarom voor klanten met zonnepanelen om zich bij het afsluiten van het contract te verdiepen in de vergoeding die de energieleverancier betaalt voor teruggeleverde elektriciteit. Ook nu al bestaan daar tussen leveranciers grote verschillen.’
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.