College van Beroep voor het bedrijfsleven: RVO.nl wees SDE+-subsidie terecht af

De rechtszaak draaide om via de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagde subsidie voor de gemeente Dongen. Een intermediair vroeg namens het gemeentehuis subsidie aan, maar heeft op zijn eigen naam bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van die subsidieaanvraag. Dat laatste blijkt een kostbare misser te zijn. Het College is nu namelijk van oordeel dat de appellante (red. persoon die hoger beroep instelt) geen belanghebbende is vanwege artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Afwijzing
RVO.nl voert de SDE+-regeling uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Op 12 maart 2018 wees RVO.nl de aanvraag van de gemeente Dongen af  – de aanvraag van 9 oktober 2017 heeft als handelsnaam ‘Gemeentehuis’ – om SDE+-subsidie te ontvangen af te wijzen. Vervolgens is in oktober 2018 het beroep tegen deze afwijzing door RVO.nl ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft de appellante bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) beroep ingesteld.

Bij besluit op bezwaar van 8 oktober 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Het CBb is 1 van de 4 hoogste bestuursrechters die Nederland kent. Het is de hoogste rechter op het gebied van het economisch bestuursrecht.

Ontvankelijkheid
In het aanvraagformulier voor de SDE+-subsidie was vermeld dat de appellante de intermediair is. Het CBb ziet zich naar eigen zeggen ambtshalve gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het beroep. Appellante heeft als intermediair (tussenpersoon) namens Gemeentehuis subsidie aangevraagd en heeft op eigen naam - en niet (mede) namens Gemeentehuis - bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen de besluiten waarmee verweerder die aanvraag heeft afgewezen.

Geen belanghebbende
Uit artikel 8:1 van de Awb volgt dat alleen een belanghebbende beroep kan instellen tegen een besluit. De appellante heeft tegenover het college aangevoerd dat haar belang bestaat uit het feit dat zij intermediair is en in die hoedanigheid namens Gemeentehuis optreedt. Het ministerie stelt zich echter op het standpunt dat bij een aanvraag om subsidie de intermediair geen belanghebbende is.

Ook het CBb is nu van oordeel dat de appellante geen belanghebbende is. Het door appellante gestelde belang merkt het college aan als een afgeleid belang dat voortvloeit uit een contractuele relatie tussen appellante en Gemeentehuis. Volgens het college is niet gesteld of gebleken dat appellante, los van die contractuele relatie, ook een zelfstandig eigen belang heeft bij het besluit van RVO.nl. Het ministerie moet van het CPb wél de proceskosten van de appellante vergoeden tot een bedrag van 1.024 euro.