Dit blijkt uit het tweede deel van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2023 over energiebesparing en hernieuwbare energie. Op Prinsjesdag meldde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in het eerste deel van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2023 al dat Nederland het klimaatdoel voor 2030 – 55 procent CO2-reductie ten opzichte van 1990 – voor het eerst in zicht heeft.
2 delen
Het toen gepubliceerde eerste deel van de verkenning bevatte alleen de ramingen voor broeikasgasemissies en verscheen op verzoek van het kabinet gelijktijdig met de Miljoenennota. Daarbij werd al duidelijk dat mede door de snellere uitrol van zonnepanelen de opwekking van hernieuwbare energie met 4 tot 13 terawattuur extra groeit.
De complete verkenning die nu gepubliceerd is, bevat naast de ramingen voor broeikasgasemissies ook de ramingen voor energiebesparing en hernieuwbare energie.
106 petajoule extra
In de raming van de KEV 2023 wordt 100 tot 106 petajoule meer hernieuwbare energie in 2030 verwacht dan in de vorige KEV 2022. ‘Dit is het effect van verschillende beleidswijzigingen’, aldus de PBL-onderzoekers. ‘De grootste bijdrage wordt verwacht van de extra inzet van biobrandstoffen als gevolg van de implementatie van de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II)I en de maatregel uit het voorjaarspakket om extra biobrandstoffen in te zetten in het wegverkeer, samen goed voor 20 tot 60 petajoule extra hernieuwbare energie.’
Ook is in de KEV 2023-raming de verwachte groei van zonnestroom in de gebouwde omgeving omhoog bijgesteld met 10 tot 16 petajoule en de toename van hernieuwbare elektriciteit op land met 4 tot 36 petajoule. Door normering van verwarmingsinstallaties wordt in de gebouwde omgeving 15 tot 21 petajoule extra omgevingswarmte verwacht. De bijmengverplichting groen gas zou 0 tot 13 petajoule extra groen gas kunnen opleveren. ‘De raming van het bruto finaal energieverbruik is 93 tot 97 petajoule lager dan in de KEV 2022. Deze daling van het bruto finaal energieverbruik draagt ook bij aan een hoger aandeel hernieuwbare energie’, aldus de onderzoekers.
Problemen stroomnet
De toename van hernieuwbare elektriciteit wordt volgens het PBL beperkt vanwege knelpunten op het volle stroomnet. ‘Voor grootschalige zonne- en windenergie-installaties op land gaan we daarom uit van een bandbreedte van 35 tot 41 terawattuur. De capaciteit van windturbines op zee groeit naar 15,8 gigawatt in 2030. De productie en het verbruik hiervan zullen naar verwachting passen binnen de beschikbare netwerkcapaciteit.’
Curtailment
De onderzoekers verwachten dat de elektriciteitsvraag fors toeneemt, vooral door de productie van groene waterstof en de opmars van elektrische auto’s. De elektriciteitsvraag is naar verwachting 138 tot 159 terawattuur in 2030. Dat is fors meer dan de 123 tot 140 terawattuur uit de vorige KEV. Het effect van de toename van de elektriciteitsvraag op de CO2-emissies is onzeker. Het PBL hierover: ‘De toename van de emissies kan beperkt blijven doordat er minder elektriciteit wordt geëxporteerd. Afschakeling van hernieuwbare elektriciteit vanwege overproductie – ook wel curtailment genoemd – zal ook afnemen, mede vanwege de flexibiliteit van een deel van de vraag. Daarnaast neemt de groei van de productie van elektriciteit uit zon-pv toe vanwege een sterke toename van het aantal zonnepanelen. De mate waarin de toename van de vraag zal worden opgevangen door minder export en minder afschakeling is echter onzeker.’
PBL: Aangescherpt doel hernieuwbare energie haalbaar In de herziening van de richtlijn voor hernieuwbare energie (RED III) – die deze maand door de Europese Raad werd goedgekeurd – werd afgesproken om het aandeel hernieuwbare energie in Europa te verhogen naar 42,5 procent in 2030. Daarbovenop is een vrijwillige extra 2,5 procent afgesproken om uiteindelijk op een aandeel van 45 procent voor hernieuwbare energie te komen. Naar verwachting zal de Nederlandse bijdrage aan deze doelstelling circa 38 procent worden. Waar het PBL vorig jaar nog rekende op een aandeel hernieuwbare energie van 25,7 tot 33,9 procent, gaat ze in de KEV 2023 uit van een aandeel van 32 tot 42 procent. Dit komt vooral door de extra inzet van biobrandstoffen in de mobiliteit, meer zonnepanelen en een lager finaal energieverbruik. De onderzoekers concluderen dan ook dat met het in de KEV 2023 doorgerekende beleid de nieuwe doelstelling haalbaar is. Voorwaarden zijn wel dat de klimaatplannen worden uitgewerkt en geïmplementeerd zoals beoogd en ook niet-stuurbare factoren – zoals energieprijzen en het weer – gunstig uitpakken voor het aandeel hernieuwbare energie. Toch maken de onderzoekers een kritische kanttekening: de subdoelen voor de individuele sectoren zijn nog niet overal in zicht. Naast een aandeel hernieuwbare energie in het nationale energieverbruik zijn in de RED III-richtlijn namelijk ook ambitieuze sectorspecifieke subdoelen geformuleerd voor mobiliteit, industrie, gebouwde omgeving, hernieuwbare warmte en stadsverwarming. Deze subdoelen beogen het gebruik van hernieuwbare energie te versnellen in sectoren waar de opschaling nu langzamer gaat. Een van de sectoren die achterloopt is de industrie. Daar zou het aandeel hernieuwbare energie jaarlijks met 1,6 procent moeten groeien, maar verwacht het PBL slechts een jaarlijkse stijging van 0,6 tot 1,3 procent. Daarentegen ligt het subdoel voor hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving mogelijk net binnen bereik, met een raming van 41 tot 49 procent in 2030. De grootste bijdrage komt van levering van hernieuwbare elektriciteit. Verder is de verwachte stijging toe te schrijven aan de toename van het gebruik van warmtepompen door normering van verwarmingsinstallaties. Het indicatieve subdoel ligt met 49 procent precies op de bovengrens van de bandbreedte die in de KEV 2023 door het PBL berekend is. |
Alleen als alles meezit
Het Nederlandse doel voor het energieverbruik bij eindgebruikers is eerder dit jaar door een herziening van de Europese Energiebesparingsrichtlijn (EED) aangescherpt van maximaal 1.837 naar maximaal 1.609 petajoule. Het nieuwe doel ligt net binnen de door het PBL geraamde bandbreedte van 1.566 tot 1.818 petajoule, waardoor alles zou moeten meezitten om het doel in 2030 te halen.
Voor het nieuwe doel is een daling van het energieverbruik nodig van 15 procent ten opzichte van 2021. Door de plannen uit de Voorjaarsnota Klimaat daalt volgens de PBL-onderzoekers het finaal energieverbruik in 2030 met 115 petajoule. De uitrol van elektrische voertuigen en Betalen naar Gebruik is goed voor ongeveer 60 petajoule en maatwerkafspraken met de industrie voor 35 petajoule. Tot slot zijn warmtepompen, energiebesparingsplicht en uitfasering van huurwoningen met slechte energielabels goed voor nog eens 20 petajoule energiebesparing.
Primair energieverbruik
Tegelijkertijd constateert het PBL dat het doel voor het primair energieverbruik – dat is aangescherpt naar 1.935 petajoule in 2030 – nog buiten bereik ligt.
Voor het primair energieverbruik tellen naast het finaal energieverbruik bij eindverbruikers ook de omzettingsverliezen in de energiesector mee.
Het doel van 1.935 petajoule ligt buiten de door het PBL geraamde bandbreedte van 1.951 tot 2.323 petajoule. De plannen uit de Voorjaarsnota Klimaat dragen volgens de onderzoekers bij aan extra besparing bij eindverbruikers, maar niet aan een verdere daling van omzettingsverliezen in de energiesector. Bovendien groeit de elektriciteitsvraag door elektrolyse voor groene waterstof en elektrificatie in de industrie en mobiliteit harder dan de groei van wind- en zonne-energie kan bijbenen.
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.