Rechter handhaaft navordering van 40.000 euro voor omzeilen importheffingen zonnepanelen

Dat heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld in een hoger beroep dat werd aangespannen door de Belastingdienst / Douane, maar ook door de importeur van de zonnepanelen.

Naheffingen verlaagd
De Belastingdienst legde de importeur van de zonnepanelen in 2018 een naheffing op, omdat er Europese importheffingen op de zonnepanelen van kracht waren ten tijde van de invoer. Het ging destijds om een bedrag van 59.344,49 euro aan antidumpingrechten en een bedrag van 12.780,18 euro aan compenserende rechten. Daarbovenop werd een bedrag van 2.135,69 euro aan rente in rekening gebracht. De importeur tekende vervolgens bij de Belastingdienst en Douane bezwaar tegen de heffingen aan, maar zag dat in oktober 2019 afgewezen worden en maakte de gang naar de rechter.

De rechtbank Noord-Holland oordeelde vervolgens in mei van afgelopen jaar dat de inspecteur van de Belastingdienst / Douane in juni 2018 grotendeels terecht een naheffing van de importheffingen had opgelegd. Wel werd daarbij het bedrag van de naheffingen verlaagd van ruim 70.000 naar circa 40.000 euro. Zowel de Belastingdienst / Douane als het betreffende bedrijf tekenden bezwaar tegen die uitspraak aan. De overheidsinstantie wil dat de oorspronkelijk opgelegde heffingen worden hersteld en het Nederlandse bedrijf dat de zonnepanelen kocht, wil dat de heffingen volledig geschrapt worden.

Joint undertaking
De bijna 800 zonnepanelen die het bedrijf importeerde, zouden afkomstig zijn van een Chinese fabrikant die deel uitmaakte van de joint undertaking van de Europese Unie. Bedrijven die hier onderdeel van waren, moesten tegen een minimumimportprijs zonnepanelen invoeren. De betreffende Chinese fabrikant blijkt ten tijde van de import echter al uit de joint undertaking te zijn gezet, waardoor importheffingen van kracht waren.

Het Nederlandse bedrijf stelde zich in de rechtbank op het standpunt dat niet hij, maar de Duitse GmbH waarvan de zonnepanelen gekocht zijn de juiste importeur is. Dat Duitse bedrijf zou dan ook de importheffingen moeten betalen. De conclusie van het Gerechtshof Amsterdam is echter dat zowel het hoger beroep van de inspecteur als van de importeur ongegrond is. De uitspraak van de lagere rechtbank blijft dan ook gehandhaafd. Wel wordt de Belastingdienst / Douane veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van 1.674 euro en het griffierecht van 548 euro.