logo
wvhj2023
© ElaadNL
© ElaadNL
18 maart 2023

Advies ambtenaren: extra normering voor zonnepanelen en verplicht batterijen bij nieuwe zonneparken

Voer extra normering in voor de uitrol van zonnepanelen en verplicht de installatie van batterijen bij nieuwe zonneparken. Dat advies geven ambtenaren van de verschillende ministeries aan het kabinet.

In de afgelopen periode hebben de ambtenaren van de verschillende Nederlandse ministeries gewerkt aan het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Klimaat. Zij hebben een lijst met 292 maatregelen opgesteld die het Nederlandse klimaatbeleid aanscherpen en zo het behalen van de klimaatdoelen mogelijk moeten maken.

Zonne-energie
Op de ‘menukaart’ staan onder meer hogere belastingen op vlees, vliegen en autorijden. De nadruk van het IBO ligt dan ook op normerend en beprijzend beleid. Dit voorjaar neemt het kabinet een integraal besluit over eventueel aanvullende klimaatmaatregelen, waarbij zowel wordt gekeken naar normering als beprijzing, maar ook subsidiëring.

Het IBO bevat 3 concrete voorstellen voor zonne-energie, maar ook een reeks maatregelen die niet direct over zonne-energie gaan maar wel invloed hebben op de uitrol van zonne-energie (red. zie kader).

Maatregel 1 | Zonneparken en energieopslag binnen windparken op zee
De eerste zonne-energiemaatregel die de ambtenaren voorstellen, is de uitrol van zonnepanelen en energieopslag op zee. ‘De reeds geplande procedures voor windparken tot en met 2031 zouden zo kunnen worden ingericht dat het wordt gestimuleerd om de beschikbare infrastructuur optimaal te benutten’, schrijven de ambtenaren. ‘Met deze windparken wordt circa 8 gigawatt aan wind op zee vermogen aangelegd. Wanneer in windparken van 8 gigawatt 3 gigawattpiek zon wordt geïnstalleerd, is naar verwachting ongeveer 20 procent curtailment nodig van de zonne-energie.’

Om onzekerheden weg te nemen, stellen de ambtenaren een marktconsultatie voor waarin zowel windparkoperators als aanbieders van zon op zee en energieopslag in windparken worden geconsulteerd om de haalbaarheid en randvoorwaarden nader te bepalen. Parallel zouden stakeholders verder uit moeten werken hoe ecologische effecten nader onderzocht kunnen worden en wat daarvoor de randvoorwaarden zijn. Bovendien wordt onderzocht hoe de mogelijkheden en randvoorwaarden voor een proefomgeving vlak voor de kust voor verdere ontwikkeling van zon op zee kunnen zorgen. Bovendien moet samen met TenneT bepaald worden hoe de infrastructuur geschikt is – of gemaakt kan worden – om optimaal gebruik te maken van de zon en energieopslag op zee.

Na marktconsultatie kan een planning worden opgesteld in welk tempo de vergunningsprocedures voor windparken op zee wordt aangepast om de eisen te verhogen en zo een stimulans te geven voor energieopslag en zon op zee. Voor de eerste vergunningsprocedures zal de aanvullende eis nog niet ambitieus zijn, maar voor de kavels daarna wordt de eis steeds verder opgeschroefd.

Maatregel 2 | Aanvullende normering zon
Aanvullende normering zou de uitrol van zonne-energie kunnen versnellen. De ambtenaren denken onder meer aan het beschikbaar stellen van bestaande en nieuwe (semi-)publieke geschikte daken aan derden voor het installeren van zonne-energiesystemen. Dit in aanvulling op de reeds aangekondigde doelstelling van 80 procent zon-pv op geschikte overheidsdaken.

Een andere maatregel in het kader van normering is de verplichting voor nieuwe (onvergunde) utiliteitsbouw en woningen om vanaf het derde kwartaal van 2025 zodanig te worden ontworpen dat het potentieel voor het opwekken van zonne-energie optimaal is. Bij nieuwe utiliteitsbouw met een dak groter dan 250 vierkante meter zou verplicht worden om per 31 december 2026 de volledige dakpotentie te benutten voor de opwek van zonne-energie. Bij grondige of ingrijpende renovatie van bestaande utiliteitsgebouwen met een dak groter dan 400 vierkante meter zou een verplichting per 31 december 2027 moeten gaan gelden. Bij nieuwe woningbouw zou de verplichting om de volledige dakpotentie voor de opwek van zonne-energie te benutten per 31 december 2029 moeten gaan gelden. Over al deze zaken wordt in de Europese Unie nog onderhandeld, omdat deze vallen onder de herziening van de EPBD-richtlijn voor de energieprestaties van gebouwen.

Tot slot zou bij bestaande en toekomstige parkeerterreinen vanaf 100 parkeervakken de installatie van een zonne-energiesysteem boven de parkeervakken verplicht gesteld kunnen worden, tenzij dit technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is. Dit kan via een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) dat onderdeel is van de Omgevingswet.

Eventuele aanpassing van de SDE++ om zon-op-daken te bevorderen en een eventuele aparte subsidiecategorie voor zon-op-parkeerterreinen kan na doorrekening door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op z’n vroegst in 2024 worden gerealiseerd. Wat betreft verankering in wetgeving voor instructieregels voor parkeerterreinen, kan gekeken worden of meegelopen kan worden in het proces naar de verkenningen naar instructieregels omtrent meer sturing zon-op-dak en multifunctioneel ruimtegebruik die reeds wordt ingezet en naar verwachting begin volgend jaar klaar is.

Maatregel 3 | Verplichten inzet batterij bij nieuw grootschalig zon-pv
De ambtenaren stellen voor om batterijsystemen te verplichten bij nieuwe grootschalige zonneparken op plekken met netcongestie. Hierdoor kunnen meer zonneparken gerealiseerd worden. Een verplichting kan worden opgelegd via een eis in de SDE++-subsidie, vergelijkbaar met de bestaande eis voor een transportindicatie. De ambtenaren adviseren om in eerste instantie in te steken op het stimuleren van maximaal 1 gigawatt vermogen aan batterijen, wat het mogelijk zou maken om 1,3 gigawattpiek extra zonnepanelen aan te sluiten. De ambtenaren verwachten dat hierdoor wel een subsidiebehoefte ontstaat van maximaal 85 miljoen euro per jaar of een eenmalige investeringssubsidie van 850.000 euro per megawatt.

Een verplichting voor batterijen bij zonneparken (met aanvullende voorwaarden) kan naar verwachting in de loop van 2023 ingaan. Een eventuele subsidie voor uitgestelde invoeding van batterijen bij zonneparken kan naar verwachting begin 2023 worden vormgegeven en in de loop van 2023 ingaan.

De overige maatregelen: wél belangrijk, maar niet specifiek zon

Naast de 3 maatregelen die minister Jettens ambtenaren specifiek voorstellen voor de zonne-energiesector, bevat de groslijst van 292 maatregelen ook voorstellen die een indirecte bijdrage kunnen leveren aan de versnelde uitrol van zonne-energie. Daarmee zijn ze wél belangrijk, ook al gaan ze niet specifiek over zonne-energie. De redactie licht de 10 betreffende maatregelen uit.

Maatregel | Rijksdeelname in regionale netbeheerders
Het voorstel van de ambtenaren is om als rijksoverheid volledig te voorzien in de kapitaalbehoefte van de regionale netbeheerders Alliander, Enexis en Stedin. Door de rijksdeelname kunnen de netwerkbedrijven een solide kredietwaardigheid behouden en zo toegang tot vreemd vermogen  houden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Dat zorgt er weer voor dat ze de noodzakelijke investeringen in de energie-infrastructuur kunnen blijven doen. De 3 grote regionale netwerkbedrijven hebben een kapitaalbehoefte van ruim 1 miljard euro tot en met 2030. Een participatie in Stedin wordt naar verwachting in 2023 vormgegeven. Het moment van rijksdeelname in andere netwerkbedrijven is afhankelijk van het moment dat de kapitaalbehoefte ontstaat.

Maatregel | Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten
Om meer capaciteit op het elektriciteitsnet beschikbaar te maken, stellen de ambtenaren een aantal maatregelen voor die een efficiëntere benutting van het bestaande stroomnet mogelijk maken. Ze denken daarbij aan subsidie voor de onrendabele top van batterijen maar ook IT-systemen die ervoor zorgen dat bedrijven hun vraag- en aanbodprofielen op elkaar af kunnen stemmen achter een onderstation. Een andere optie is een stimuleringsprogramma ‘Energy Hubs’. In een energiehub komen diverse energiestromen samen in een decentraal netwerk, dat de opwek, de opslag en het verbruik steeds in een onderlinge balans brengt. Daarmee bieden ze een oplossing voor de volle elektriciteitsnetten die ontstaan door de toename van de productie van duurzame energie.

Verder willen ze de Autoriteit Consument & Markt (ACM) verzoeken een aanpassing van de nettarieven van kleinverbruikers te onderzoeken. De kostenverdeling kan worden aangepast zodat de nettarieven van kleinverbruikers beter aansluiten bij de mate dat het elektriciteitsnet wordt belast op drukke momenten. Dit geeft huishoudens en bedrijven een financiële prikkel om zuinig om te gaan met de beperkte ruimte op het elektriciteitsnet. Ook willen ze de ACM verzoeken non-firm aansluit- en transportovereenkomsten (ato’s) mogelijk te maken, waarmee netgebruikers op drukke momenten het elektriciteitsnet niet mogen gebruiken in ruil voor een verlaagd tarief. Het is niet de verwachting van de ambtenaren dat een aanpassing van het tarievenstelsel voor 2025 geëffectueerd kan worden. De andere maatregelen kunnen wel vanaf dit jaar worden vormgegeven.

Maatregel: aardgas en elektriciteit belasten naar CO2-intensiteit
Met deze maatregel willen de ambtenaren de balans tussen de belastingtarieven van aardgas en elektriciteit verbeteren door de CO2-emissie te vergelijken en daar de onderlinge verhouding op te stoelen. Dat betekent dat het energiebelastingtarief voor aardgas vanaf 2027 omhooggaat en voor elektriciteit omlaag. Doordat aardgas dan niet langer bevoordeeld wordt in de energiebelasting, worden investeringen in energie-efficiëntere technieken rendabeler en is minder aanvullend beleid nodig om de klimaatdoelen te bereiken. Zo wordt de onrendabele top van de investering verkleind en de terugverdientijd van verduurzamingsmaatregelen verkort. De maatregel zou een positief effect hebben op investeringen in isolatie, gasbesparing en elektrificatie en is volgens de ambtenaren budgetneutraal vorm te geven. Invoering is mogelijk per 1 januari 2027.

Maatregel: verhoging terugverdientijd energiebesparingsplicht naar 10 jaar
Het kabinet maakte in het najaar van 2021 bekend de energiebesparingsplicht en informatieplicht voor bedrijven te wijzigen. De energiebesparingsplicht houdt in dat bedrijven en instellingen met een energiegebruik van 50.000 kilowattuur elektriciteit of 25.000 kubieke meter aardgasequivalent alle mogelijke energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder verplicht zijn uit te voeren. Met de in gang gezette wijzigingen zouden ook zonnepanelen vanaf dit jaar verplicht worden als ze zich binnen 5 jaar terugverdienen.

De ambtenaren stellen nu voor om te overwegen de terugverdientijd voor de energiebesparingsplicht te verhogen van 5 naar 10 jaar. Dit betekent dat bedrijven maatregelen moeten nemen die zich in 10 jaar tijd terugverdienen. Deze aanpassing zou in 2024 doorgevoerd moeten worden – of zo snel mogelijk daarna – om te zorgen dat voldoende tijd resteert om in 2030 effect te sorteren.

Maatregel: verbetering naleving klimaatregelgeving
De ambtenaren constateren dat de hoeveelheid klimaatregelgeving de laatste jaren flink toegenomen is, maar dat vanwege problemen met toezicht en handhaving de de CO2-reductie tegenvalt. Daarom pleiten ze voor een strengere handhaving van de energiebesparingsplicht en de energielabel C-plicht voor kantoorgebouwen. De komende 3 jaar zou daarom jaarlijks 6 miljoen euro uitgetrokken worden om de handhaving op te voeren.

Maatregel | Aanvullende normering energieprestatie woningen met transactiemomenten
Om de energietransitie voor woningen te versnellen, is het voorstel van de ambtenaren om minimum energieprestatie-eisen in te voeren voor woningen, waarbij zo goed mogelijk wordt aangesloten bij het natuurlijke moment van verkooptransacties van woningen en daarnaast uiterlijk in 2050 een generieke norm verplicht te stellen. Het idee is om vanaf 2025, 2028 of 2030 binnen 2 jaar na aankoop van een woning deze minimaal naar de standaard voor woningisolatie te brengen, met uitzondering van woningen in Vereniging van Eigenaars (VvE’s). Uiterlijk in 2050 zouden alle woningeigenaren verplicht aan de norm voor zero-emission buildings (ZEB) moeten voldoen.

Maatregel |  Aanvullende normering energieprestatie woningen op een vast moment
Om de energietransitie in de gebouwde omgeving te versnellen, doen de ambtenaren nog een ander voorstel. Ze willen een minimale energieprestatie-eis invoeren voor  woningen. De voorgestelde vereisten voor álle koop- en huurwoningen zijn uiterlijk energielabel D - of eventueel zelfs C - in 2030 en uiterlijk in 2050 verplicht te voldoen aan de norm voor zero-emission buildings (ZEB).

Als alle woningeigenaren die door de normering moeten verduurzamen subsidie aanvragen, is er tussen de 1,8 miljard euro (minimaal label D) en 3,6 miljard euro (minimaal label C) subsidie nodig.

Maatregel | Uitfaseren slechtste energielabels utiliteitsbouw
Met deze maatregel willen ambtenaren de utiliteitsgebouwen met de 15 procent en 25 procent slechtste energielabels uitgefaseerd in respectievelijk 2027 en 2030. Dit betekent dat de utiliteitsgebouwen die onder deze drempelwaarde vallen per 2027 of 2030 verplicht verduurzaamd worden via energiebesparende maatregelen en het opwekken van hernieuwbare energie. Circa 65.000 bedrijven en gebouweigenaren zouden te maken krijgen met de maatregel en circa 4,9 miljard moeten investeren. De opbrengst zou voor hen 463 miljoen euro per jaar zijn, wat neerkomt op een terugverdientijd van 10,8 jaar. Het voornemen is om eind 2023 de benodigde wijziging van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBl), aan de Tweede Kamer te sturen.

Maatregel | Piekvermindering energievraag kleine verbruikers
Kleinverbruikers - consumenten en bedrijven - moeten inzicht krijgen in de beschikbaarheid van duurzame energie, maar ook wanneer de vraag naar elektriciteit bij andere gebruikers hoog of juist laag is. Door data hierover bij elkaar te brengen en inzichtelijk weer te geven, kunnen verbruikers hun gedrag daarop aanpassen. Een applicatie - website, app en/of digitale energieverbruiksmanagers - zou daar wat de ambtenaren betreft veranderingen in moeten brengen. De applicatie moet kosteloos publiek beschikbaar worden gesteld. De campagne en apps zouden dit jaar gemaakt moeten worden en de uitrol kan vervolgens in 2024 plaatsvinden.

Maatregel: inzet extra vakmensen via (om)scholing en bijscholing
In aanvulling op het Actieplan Groene en Digitale Banen willen de ambtenaren succesvolle en bewezen vormen van om- en bijscholing opschalen. Een onderzoek en inventarisatie naar welke succesvolle formules van opleiden en scholen er zijn, moet uiteindelijk leiden tot de oprichting van een structuur en fonds om op een structurele manier de meest effectieve vormen van opleiden nationaal te ondersteunen. 

De geschatte kosten zijn circa 5 miljoen euro per jaar in de periode 2025-2030. De verwachting is dat vanaf 2025 gestart kan worden met het fonds en er dan binnen 3 tot 5 jaar zichtbare resultaten zijn.

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten