De brancheverenigingen die verschillende aspecten van de waardeketen van batterijen bestrijken – van de levering van grondstoffen tot de productie van batterijen, en gebruikers en recyclers van batterijen en recyclers – uiten in een gezamenlijke position paper hun bezorgdheid over de belangrijkste elementen die over het voorstel voor de Batterijenverordening worden overwogen. Zij maken zich zorgen over de lopende debatten in het Europees Parlement en de Europese Raad.
Verbetering
Deze verenigingen – waaronder de European Automobile Manufacturers’ Association (ACEA), zonne-energiekoepel SolarPower Europe en energieopslagkoepel European Association for Storage of Energy (EASE) – doen een aantal voorstellen voor verbetering van de Batterijenverordening. Naast AVERE, EASE en SolarPower Europe is de position paper ook ondertekend door de European Battery Recycling Association (EBRA), EGMF, EPTA, EUROBAT, EUROMETAUX en RECHARGE.
De organisaties stellen de overkoepelende doelstelling om duurzame batterijen in Europa te produceren te ondersteunen, maar te vrezen dat verschillende punten waarover wordt onderhandeld voor de Batterijenverordening de energietransitie kunnen vertragen of in gevaar kunnen brengen. Verschillende al te ambitieuze voorstellen – waarvan de bedoeling zou kunnen zijn om een duurzame en concurrerende batterij-industrie in de Europese Unie te ondersteunen – gaan volgens de organisaties voorbij aan de specifieke kenmerken van batterijtypes en hun toepassingen, of de dynamiek van de snelgroeiende batterijmarkt.
5 risicogebieden
In de position paper zijn daarom 5 belangrijke risicogebieden en bijbehorende aanbevelingen opgenomen die het concurrentievermogen van de Europese industrie en de elektrificatie van de transport-, energie- en industriële sectoren in gevaar kunnen brengen.
- Gebruik van gerecyclede materialen: de Batterijenverordening vereist dat alle elektrische voertuigen, industriële batterijen en autobatterijen van meer dan 2 kilowattuur vanaf 2030 een minimale hoeveelheid gerecyclede materialen gebruiken. De brancheorganisaties pleiten voor een zeer voorzichtige aanpak en vereenvoudiging van het hele proces om de administratieve lasten te verminderen, door handhaving mogelijk te maken. Zo zou niet per batterij, maar per bedrijf de gebruikte hoeveelheid gerecyclede materialen gemeten moeten worden.
- Ontwerpvereisten en tweede leven: vereisten om batterijen op een specifieke manier te ontwerpen, kunnen grote negatieve gevolgen hebben, bijvoorbeeld wat betreft grenzen aan de noodzakelijke veiligheids-, levensduur- of prestatie-eisen. De EU-regelgeving moet volgens de brancheorganisaties daarom een afspiegeling zijn van en gelijke tred houden met de technologische vooruitgang. Verder moet de Batterijenverordening de aansprakelijkheid en voorwaarden voor hergebruik, herfabricage of hergebruik van een batterij verduidelijken, maar het besluit om bepalingen over een tweede leven toe te passen, moet aan de markt worden overgelaten en mag niet door de verordening worden opgelegd.
- Doelstellingen voor materiaalterugwinning: de voorgestelde maatregelen en doelstellingen voor het terugwinnen van materialen mogen een bloeiend Europees batterij-ecosysteem niet in gevaar brengen en moeten het milieu ten goede komen in plaats van de ecologische voetafdruk te vergroten. Te strenge eisen zouden kunnen leiden tot het gebruik van inefficiënte recyclingstechnologieën.
- De reikwijdte van de ecologische voetafdruk en van prestaties en duurzaamheid: het is onmogelijk om voor alle batterijen standaardcriteria te definiëren, omdat ze allemaal verschillende toepassingen kennen en verschillende technische vereisten hebben. In plaats daarvan stellen de brancheorganisaties voor om geschikte productcategorieregels te ontwikkelen voor de berekening van de koolstofvoetafdruk, te beginnen met batterijen voor elektrische voertuigen en energieopslag.
- Beperking van gevaarlijke stoffen: de Batterijenverordening omvat een nieuw, parallel proces voor de regulering van gevaarlijke stoffen die in batterijen worden gebruikt. Dat is volgens de brancheorganisaties onwenselijk, omdat het een herhaling is van de al bestaande REACH-verordening.