Dat adviseert de onafhankelijke werkgroep ‘SDE en Maatschappelijke Kosten’ aan het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES). De onafhankelijke werkgroep heeft zich gebogen over het vraagstuk op welke wijze het sturen op kosten efficiëntie van duurzame-energieprojecten en het sturen op lokale inpassing en draagvlak in een effectief samenhangende aanpak ondergebracht kunnen worden.
Acceptabele verhoging kosten
Uit de analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) van de eerste concept-Regionale Energiestrategieën (RES’en) blijkt dat regio’s, met het oog op lokale inpassing en draagvlak, vooral voor zonnestroomprojecten kiezen en randvoorwaarden stellen aan wind- en zonneparken. Dit leidt tot projecten waarvan de kosten hoger zijn dan in het meest kostenefficiënte energietransitie-scenario. De vraag wordt volgens de werkgroep dan ook wat een acceptabele verhoging van de kosten is en op welke wijze daarvoor dekking gevonden kan worden.
Aanpak met 3 pijlers
Met haar advies geeft de werkgroep aan dat een samenhangende aanpak is gebaseerd op 3 pijlers, waarbij voor ieder van deze pijlers aanbevelingen zijn gedaan.
De 3 pijlers zijn: versterk de sturing vanuit de RES, aanpassingen in de SDE++ en introductie van een kwaliteitsbudget.
Versterk sturing vanuit RES
Ten eerste vindt de werkgroep dat ervoor gezorgd moet worden dat duurzame-energieprojecten in de regio passen en op draagvlak kunnen rekenen. Dit betekent dat het integraal onderdeel moet zijn van de regionale programmering, uitmondend in vastgestelde omgevingsplannen. Een centrale rol wordt hierin gespeeld door heldere randvoorwaarden die aan alle initiatiefnemers in de regio worden gesteld; de zogenaamde maatschappelijke ondergrens.
De aanbevelingen die onderdeel zijn van het versterken van de sturing vanuit de RES:
Aanpassingen in de SDE++
De tweede pijler van de samenhangende aanpak van de werkgroep is dat een deel van de dekking voor de kosten van projecten, die aan de randvoorwaarden voldoen en een vergunning krijgen, wordt verkregen via de subsidieregeling SDE++. Dit is volgens de werkgroep mogelijk door het introduceren van nieuwe categorieën in de SDE++.
De aanbevelingen die onderdeel zijn van het aanpassen van de SDE++:
Introductie kwaliteitsbudget
Tot slot ziet de werkgroep dat een deel van de kosten voortkomt uit randvoorwaarden, gesteld door de regio’s, die niet in de subsidiesystematiek verwerkt kunnen worden. Deze voorwaarden hebben te maken met de uitdaging om de energietransitie te verbinden met andere regionale opgaven op het terrein van ruimte, natuur, biodiversiteit, klimaat en de wens om maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak te organiseren (participatieproces).De introductie van een regionaal in te zetten kwaliteitsbudget kan de dekking leveren voor deze meerkosten. De opzet en werking van dit budget is afhankelijk van de regionale variatie in randvoorwaarden, de omvang van de ermee gemoeide meerkosten, en een transparant puntensysteem om projecten te scoren.
De aanbevelingen die onderdeel zijn van de introductie van een kwaliteitsbudget:
Vervolg
De werkgroep wil dat het NPRES de aanbevelingen die met de integrale programmering samenhangen, oppakt en met de regio’s uitwerkt en implementeert. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat moet op zijn beurt aan de slag om kortetermijnaanpassingen aan de subsidieregeling SDE++ door te voeren. Die actie kan direct gestart worden en het resultaat moet dan onderdeel zijn van de eerstvolgende SDE++-ronde.
Tot slot wordt voorgesteld dat de werkgroep “SDE en Maatschappelijke Kosten” verdergaat met een uitwerking van de maatschappelijke ondergrens, uitwerkt welk deel daarvan in de SDE-systematiek is onder te brengen en een voorstel uitwerkt voor de werking van het kwaliteitsbudget.
Werkgroepen Regionale Energiestrategie4 onafhankelijke werkgroepen hebben de afgelopen 3 maanden gezocht naar oplossingen voor knelpunten waar de regio’s tegenaan lopen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een Regionale Energiestrategie. De werkgroepen ‘Netimpact’, ‘SDE en maatschappelijke kosten’, ‘Energie in natuur en landschap’ en ‘Zon op daken’ hebben hun adviezen en aanbevelingen opgeleverd. Er is gezocht naar mogelijke oplossingen zowel binnen als buiten de bestaande kaders. Daarbij is gekeken naar de korte en middellange termijn. Het NP RES waakt over de opvolging van adviezen inclusief tijdige besluitvorming. De besluitvorming over de opgeleverde adviezen en aanbevelingen vindt plaats in maart in het zogenaamde Opdrachtgevend Beraad (OGB) als het gaat om aanbevelingen voor het NP RES, de ministeries van Economische Zaken & Klimaat en Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen. Daarnaast worden de adviezen aan de Uitvoeringstafel Elektriciteit van het Klimaatakkoord besproken. Sommige aanbevelingen of adviezen vragen mogelijk om een keuze van een nieuw kabinet. Ook ligt het antwoord vaak niet bij één enkele partij, maar zit de oplossing juist in de gezamenlijkheid. In dat geval worden partijen gezamenlijk gevraagd om de aanbevelingen op te pakken. |