In de 30 regio’s werken de lokale overheden – te weten gemeenten, provincies en waterschappen – aan het opstellen van de concept-RES’en die op 1 juni 2020 klaar moeten zijn. Deze dienen vervolgens voor 1 maart 2021 omgezet te worden naar de RES 1.0. Mogelijkerwijs worden deze deadlines echter verplaatst vanwege het uitbreken van het coronavirus en wordt daarom gesproken over het klaar hebben van ‘voorlopige’ concept-RES’en op 1 juni 2020.
4 kijkrichtingen
Tussen 1 juni en 1 augustus analyseert het PBL op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de 30 regionale plannen. In het rapport ‘Systematiek Monitor RES’ laat het PBL nu zien hoe men deze analyse uitvoert. De analyse vindt plaats vanuit 4 kijkrichtingen:
35 terawawattuur
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van het PBL om te beoordelen of individuele RES’en ambitieus genoeg zijn. Het PBL kijkt vooral naar het nationale en bovenregionale niveau. Door de 30 plannen naast elkaar te leggen, kan het PBL boven water krijgen waar knelpunten zijn om de energiedoelen te kunnen bereiken. Vervolgens zal het PBL generieke aanbevelingen doen en oplossingsrichtingen aanwijzen.
De ambities die de 30 RES-regio's formuleren zijn onderdeel van de totale Nederlandse ambitie op het gebied van duurzame energie. Voor elektriciteit is de opgave dat regio’s gezamenlijk in 2030 ten minste 35 terawattuur duurzame elektriciteit opwekken met behulp van windenergie op land of grootschalige installaties met zonnepanelen. De opgave voor warmte is dat de regio’s een Regionale Structuur Warmte (RSW) maken waarmee zij zich richten op de bovengemeentelijke en mogelijk zelfs de bovenregionale aspecten van de gemeentelijke transitievisies warmte. Gemeenten stellen deze visies uiterlijk in 2021 op om de warmtevoorziening van hun gebouwen en huizen te verduurzamen.