Het zonnepark van GroenLeven moet 51 hectare groot worden. De FMF stelt nu dat de belangen voor het landschap, cultuurhistorie en de bewoners nauwelijks zijn meegenomen in de locatiebepaling voor het zonnepark. De enige reden voor de huidige locatiekeuze zou volgens de milieufederatie de grondeigenaar zijn. De FMF vindt dan ook dat er sprake is van gelegenheidsplanologie.
Voorbeeldwerking
De milieufederatie stelt in een eerdere fase al een reactie gestuurd te hebben op de conceptplannen, overleg gevoerd te hebben met de gemeente en een zienswijze te hebben ingediend tegen de omgevingsvergunning. Omdat deze inspanningen niet hebben geleid tot enige wijziging van het plan, stelt de FMF zich genoodzaakt te voelen in beroep te gaan. 8 augustus was de deadline voor het indienen van een beroep.
De FMF wil met dit beroep de wijze van uitvoering van dit plan aan de orde stellen met het oog op de ontwikkeling van andere toekomstige zonneparken. Gezien de omvang van het zonnepark heeft het volgens de organisatie een voorbeeldwerking voor andere plannen.
3 principes
De organisatie vindt dat de volgende 3 principes altijd moeten worden gehanteerd:
2 beroepsgronden
Het beroep dat de FMF heeft ingediend gaat met name in op 2 beroepsgronden. Zo wordt er gesteld dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties. Dit is volgens de milieufederatie in strijd met de Verordening Romte van de provincie Fryslân. Daarnaast wordt er vastgesteld dat het plan geen invulling geeft aan blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zoals vereist op grond van de Verordening Romte.
De FMF hoopt dat de rechtbank Noord-Nederland de besluiten vernietigt en de gemeente Ooststellingwerf zal verzoeken de locatiekeuze deugdelijk te motiveren.
GroenLeven: streven naar het maximale
'Wij hebben er kennis van genomen dat de Friese Milieu Federatie in beroep gaat tegen de verleende omgevingsvergunning', licht GroenLeven-woordvoerder Maarten de Groot toe. 'Wij streven altijd het maximale na wanneer het gaat om de juiste landschappelijke en maatschappelijke (bijvoorbeeld door onder andere participatie middels een gebiedsfonds zoals in dit geval) inpassing van zonne-energie.'