In 2024 groeide de productie van hernieuwbare energie met 11 procent. Biomassa, waterkracht, windmolens en zonnepanelen waren samen goed voor 54,2 procent van de nationale stroomproductie.
Overschotten
Vooral de productie uit windmolens en zonnepanelen – met een plus van respectievelijk 14 en 15 procent – droegen bij aan de groei. Belangrijkste reden hiervoor is dat er afgelopen jaar 2 zonneparken op zee in productie kwamen en het aantal geïnstalleerde zonnepanelen ook doorgroeide.
Tegelijkertijd waren er steeds vaker overschotten van groene stroom. Als al deze overschotten waren opgeslagen voor later gebruik, zou volgens gegevens van Energieopwek nog eens 250 miljoen kubieke meter aardgas bespaard zijn.
60 miljoen kilogram waterstof
Met deze overschotten had bijvoorbeeld groene waterstof kunnen worden gemaakt. EnTranCe – dat maandelijks de potentiële productie van een virtuele elektrolyser uitrekent – stelt dat de virtuele elektrolyser in 2024 op de overschotten ruim 1.500 uur had kunnen draaien, oftewel bijna 17 procent van het hele jaar.
De totale hoeveelheid afschakelde elektriciteit wordt voor 2024 geschat op ruim 3 terawattuur. Dat is 3 keer zoveel als in 2023. Met die hoeveelheid had 60 miljoen kilogram waterstof kunnen worden gemaakt.
Primeur
Dat in 2024 meer dan de helft van de stroom groen was, is een primeur. Het percentage van 54,2 procent had zonder het uitzetten van windmolens en zonnepanelen zelfs op 56,5 procent kunnen uitkomen.
8 van de 12 maanden lag de productie van groene stroom boven de 50 procent. April was de beste maand met een aandeel van ruim 68 procent. November was het dieptepunt met een aandeel van 38 procent. De windstille en grauwe novembermaand was ook de enige periode dat de productie van hernieuwbare energie iets daalde in vergelijking met dezelfde maand vorig jaar.
Elektriciteit |
November 2024 |
Conventioneel |
40,5 procent |
Zonnepanelen |
20,5 procent |
Wind op land |
14,9 procent |
Wind op zee |
12,6 procent |
Biomassa |
6,1 procent |
Waterkracht |
0,1 procent |
Elektrificatie
Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit 3 onderdelen; voor 55 procent uit warmte voor gebouwen en industrie, voor 25 procent uit transport in de vorm van weg- en vliegverkeer en tot slot voor 20 procent uit het stroomverbruik. Door elektrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel elektriciteit groeien.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent dat dit in 2030 uitkomt op ongeveer 24 procent van het finale gebruik. Daarvan is dan 75 procent hernieuwbaar. In die berekening zit nog niet de aangekondigde extra 10 gigawatt aan windmolens op zee.