Het besluit van de minister van Klimaat en Groene Groei zorgt ervoor dat voor de elektriciteitskabels – die eigenlijk in de ondergrondse verbinding van Rotterdam via Brabant naar Limburg en Duitsland zouden komen – nu nieuwe routes moeten worden gezocht. Voor waterstof en CO2 moet de grond mogelijk al 2 keer open.
Consequenties
‘De gelijkstroomkabels die nodig zijn voor de diepe aanlandingen van windenergie op zee, vallen nu niet meer binnen de scope van de DRC’, licht minister Hermans de gevolgen van haar besluit toe. ‘Met het wegvallen van deze aanlandopties komt het tijdig beschikbaar hebben van voldoende groene energie in Nederland en energieonafhankelijkheid verder onder druk te staan. Dit kan ook consequenties hebben voor toekomstige netcongestie en de mogelijkheden van – industriële – elektrificatie in met name Limburg op langere termijn. Dit is voor de betrokken provincies belangrijk.’
Pas vanaf 2040
Het is volgens de minister van belang dat er voor de diepe aanlandingen met spoed naar alternatieve routes gekeken wordt. ‘Het zal geen eenvoudige opgave zijn om nieuwe tracés aan te wijzen, omdat op basis van eerdere en lopende studies blijkt dat er weinig fysieke ruimte is voor het realiseren van – diepe – aanlandingen van wind op zee. Een nieuwe procedure voor het vinden van een alternatief tracé voor gelijkstroomkabels vergt naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe plan-studie.’
Naar inschatting van TenneT wordt de aanleg van de kabels door het kabinetsbesluit pas vanaf 2040 gerealiseerd. Wel kijkt het ministerie van Klimaat en Groene Groei in overleg met TenneT of dit via een andere procedure eerder kan. Het is bovendien zeer waarschijnlijk dat dit besluit extra kosten met zich meebrengt voor TenneT. Dit heeft onder andere te maken met: de aanloopkosten, de extra onderzoekslasten, stijgende bouwkosten, betrekken van de – brede – omgeving en kosten of eventueel gederfde inkomsten voor niet-getransporteerde elektriciteit door opstoppingen op het transportnet. De komende tijd wordt verkend hoe een alternatief traject ingestoken moet worden en hoe dit zich verhoudt tot het lopende programma Verbindingen Aanlanding Wind op Zee 2031-2040 (VAWOZ) dat kansrijke alternatieven voor aanlanding van wind op zee in beeld brengt. ‘Er wordt met prioriteit – en in afstemming met TenneT – verkend hoe het alternatief traject voor diepe aanlandingen van wind op zee vorm kan krijgen’, aldus Hermans.
Brabant teleurgesteld
De provincie Noord-Brabant laat weten teleurgesteld te zijn. ‘Een nieuwe route voor de elektriciteitskabels zorgt voor nog meer overlast dwars door de provincie. Dit besluit van de minister is wellicht goed nieuws voor de gebieden aan de uiteinden van de Delta Rhine Corridor (DRC), maar niet voor het veel grotere gebied daartussenin.’
Hoewel het Hermans ruimte laat voor het later toevoegen van andere leidingen, blijft onduidelijk wanneer en hoe dit kan gebeuren. Er wordt geen jaartal genoemd en er komt ook geen organisatie die de leidingstrook gaat beheren. ‘De provincie en meerdere gemeenten vrezen dat hiermee een historische kans om meerdere grote opgaven tegelijk aan te pakken, wordt gemist: het verduurzamen van de industrie, het vergroten van de veiligheid rond het spoor en het versnellen van woningbouw’, stelt gedeputeerde Martijn van Gruijthuijsen van de provincie Noord-Brabant. ‘Dit besluit maakt het onnodig ingewikkeld om de grote maatschappelijke opgaven in Brabant aan te pakken. Het is positief dat er nu in ieder geval een besluit ligt over de waterstof- en CO₂-leidingen en aansluitingen voor Brabantse industrieclusters, maar we zijn er nog lang niet. Samen met de andere zuidelijke provincies hebben we de afgelopen 3 jaar veel tijd en energie in dit project gestoken en hebben we constructief meegedacht. We zijn zelfs alvast begonnen met het onderzoeken welke gevaarlijke stoffen samen door een extra buisleiding kunnen. Het is teleurstellend dat het Rijk deze inzet grotendeels negeert. We roepen het kabinet daarom op om samen met de provincies een convenant te sluiten over de ammoniak- en de zogeheten multipurpose leiding voor andere gevaarlijke stoffen.’
Samen met de provincies Limburg en Zuid-Holland roept de provincie Noord-Brabant het kabinet met klem op tot een bredere aanpak. De provincies stellen dat ze, ondanks hun teleurstelling over Hermans’ besluit, bereid zijn om mee te denken over een betere aanpak.