Ondanks meer vermogen aan windmolens, met name op zee, daalde de productie van deze bron in oktober met 20 procent in vergelijking met dezelfde maand vorig jaar. Zonnepanelen deden het relatief goed met een stijging van 40 procent. Dit blijkt uit de maandcijfers van Energieopwek.
47 uur overproductie
Ondanks de tegenvallende productie kende oktober ook dagen dat er meer duurzame stroom werd geproduceerd dan er kon worden afgezet bij binnenlandse klanten en export naar het buitenland. Dat resulteerde in oktober in 47 uur dat de prijs minder of gelijk was aan 1 eurocent per kilowattuur.
EnTranCe vertaalt deze overschotten naar een virtuele elektrolyser. In plaats van windmolens en zonnepanelen af te schakelen, had op deze momenten groene waterstof kunnen worden gemaakt. In oktober had dit in 14 procent van de uren gekund. Daarmee staat de teller van virtuele productie van groene waterstof dit jaar op 1.372 uur. De elektrolyser had daarmee dit jaar al 19 procent van de tijd kunnen draaien. Met een elektrolyser van 100 megawatt zou dit jaar tot en met oktober uit stroomoverschotten een hoeveelheid waterstof kunnen zijn geproduceerd die voldoende is om 8.000 woningen een jaar lang van duurzame energie voor verwarming en douchen te voorzien. Bij gebruik van hybride warmtepompen zouden dat 27.000 woningen zijn.
43 procent
In oktober kwam 43 procent van de stroom uit hernieuwbare bronnen. Als het afschakelen wordt meegeteld zou het aandeel op 45 procent uitkomen, maar ook dat is nog lager dan de 48 procent van oktober vorig jaar.
Naast dat windmolens een kleinere bijdrage hadden, zorgt ook de gestegen stroomvraag voor een daling van het marktaandeel van hernieuwbare energie. De vraag naar elektriciteit ligt namelijk weer op het pre-coronacrisisniveau van 2021. Vorig jaar oktober lag de vraag daar 5 procent onder. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gaat ervan uit dat in 2030 gemiddeld 85 procent van de stroom uit hernieuwbare bronnen komt.
Elektriciteit |
Oktober 2024 |
Conventioneel |
56,9 procent |
Zon-pv |
14,1 procent |
Wind-op-zee |
11,5 procent |
Wind-op-land |
9,9 procent |
Biomassa |
7,5 procent |
Waterkracht |
0,1 procent |
Elektrificatie
Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit 3 onderdelen; voor 55 procent uit warmte voor gebouwen en industrie, voor 25 procent uit transport in de vorm van weg- en vliegverkeer en tot slot voor 20 procent uit het stroomverbruik. Door elektrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel elektriciteit groeien.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent dat dit in 2030 ongeveer uitkomt op 24 procent van het finale gebruik. Daarvan is dan 75 procent hernieuwbaar. In die berekening zit nog niet de aangekondigde extra 10 gigawatt aan windmolens op zee.
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.