De Rekenkamer publiceert ieder jaar een lijst met aandachtspunten bij de ontwerpbegroting die het kabinet op Prinsjesdag aan de Eerste en Tweede Kamer aanbiedt. Parlementariërs kunnen deze informatie gebruiken bij de begrotingsbehandelingen die de komende weken in de Tweede Kamer en daarna in de Eerste Kamer plaatsvinden.
Energie- en klimaatbeleid
Over ‘Beleidsartikel 31’ staat in de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei dat het kabinet inzet op een ‘draagbaar, haalbaar en uitvoerbaar klimaatbeleid’. Over het energiebeleid meldt de begroting dat gewerkt wordt aan ‘een CO2 -arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en de benodigde energie-infrastructuur op een evenwichtige manier in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd’.
De Rekenkamer is tevreden over de begrotingsonderdelen over het klimaatbeleid. ‘We stellen vast dat de doelstelling voor het klimaatbeleid in artikel 31 duidelijk is geformuleerd in de ontwerpbegroting’, aldus de Rekenkamer. ‘Voor het klimaatbeleid, ook in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, op basis van de Europese en Nederlandse Klimaatwet, het realiseren van een nettoreductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55 procent ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050. Deze doelstelling is specifiek, meetbaar en tijdgebonden en daardoor goed navolgbaar voor de Tweede Kamer.’
Niet duidelijk
Tegelijkertijd stelt de Rekenkamer dat de doelstelling voor het energiebeleid in artikel 31 niet duidelijk is geformuleerd. ‘Met het energiebeleid werkt het ministerie van Klimaat en Groene Groei toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en de benodigde energie-infrastructuur op een evenwichtige manier in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. Daarnaast zet het kabinet in op meer eigen duurzame energieproductie om de afhankelijkheid van minder betrouwbare regimes te verkleinen. Deze doelstelling is niet specifiek, niet meetbaar en niet tijdgebonden en daardoor niet goed navolgbaar voor de Tweede Kamer.’
Buffer SDE++
De Rekenkamer wijst bovendien ook op een risico dat ze signaleert bij de subsidieregeling SDE++. ‘De prijsrisicobuffer wordt naar 10 procent bijgesteld. Dit zorgt ervoor dat het budget voor de SDE-regelingen vanaf 2026 jaarlijks met 1 miljard euro wordt verlaagd. De minister gaat niet verder in op de bijbehorende financiële risico’s op tegenvallers van deze bijstelling.’
De onderzoekers van de Rekenkamer wijzen erop dat de uitgaven van de verschillende SDE-regelingen samenhangen met de energie- en CO2-prijzen, omdat de onrendabele top gesubsidieerd wordt. ‘De ontwikkeling van deze prijzen is onzeker’, duidt de Rekenkamer. ‘Wanneer de prijzen in de toekomst lager zijn dan waar de minister nu rekening mee houdt, worden de uitgaven hoger dan begroot. Dit komt omdat de onrendabele top van de projecten dan groter wordt. Dit heeft effect op de budgettaire ruimte om nieuwe subsidies te verstrekken en de mate waarin de hogere uitgaven opgevangen kunnen worden. Wij zouden aandacht in de begroting voor deze – of andere – risico’s passend vinden, zodat de Tweede Kamer in staat wordt gesteld hierover met de minister in debat te gaan.’
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.