logo
wvhj2023
© Sean Pavone | Dreamstime.com
© Sean Pavone | Dreamstime.com
21 september 2024

Planbureau: te weinig vooruitgang bij energietransitie

Nederland boekt te weinig vooruitgang bij het behalen van de Europees vastgestelde klimaatdoelen. Dat stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in zijn monitor van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Het PBL heeft in kaart gebracht in hoeverre Nederland de leefomgevingsdoelen uit de NOVI weet te bereiken. Waar op het vlak van verstedelijking, economie en mobiliteit positieve ontwikkelingen te zien zijn, op het gebied van duurzaamheid – energietransitie en circulaire economie, natuur- en waterkwaliteit, en milieukwaliteit – ziet het PBL weinig vooruitgang. Om de langetermijndoelen van de NOVI te bereiken, is het daarom noodzakelijk om op korte termijn maatregelen te nemen.

Langetermijnperspectief
‘Door een langetermijnperspectief te hanteren, kan Nederland werken aan een toekomstbestendige en veerkrachtige fysieke leefomgeving die voorbereid is op de uitdagingen van de 21e eeuw’, aldus Marko Hekkert, directeur PBL. ‘Werken aan de langetermijndoelen van de NOVI draagt bij aan de continuïteit en stabiliteit van beleidsvoering en het versterkt ook het vertrouwen in het overheidsbeleid van burgers, bedrijven en andere belanghebbenden.’

Om deze langetermijndoelen te bereiken, is het noodzakelijk om op korte termijn maatregelen te nemen, aldus het PBL. Dat is de afgelopen jaren volgens het planbureau niet altijd voldoende gebeurd. Het kabinet Rutte-IV heeft een Voorontwerp Nota Ruimte uitgebracht als stap in de actualisering van de Nationale Omgevingsvisie. Met die nota is de inhoud van de NOVI verschoven van leefomgevingsbeleid in brede zin naar ruimtelijke ordening. Juist die onderdelen van het leefomgevingsbeleid waarvan het doelbereik steeds weer problematisch blijkt – zoals energietransitie, circulaire economie, en milieu-, water- en natuurkwaliteit – hebben daarmee minder aandacht gekregen.

Rienk Kuiper, projectleider van de Monitor NOVI bij het PBL: ‘Het halen van Europees afgesproken normen is des te crucialer, omdat de kwaliteit van de leefomgeving een wezenlijke voorwaarde is voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Dat laat de stikstofcrisis zien, en het risico dat we vanaf 2027 lopen dat bouwprojecten stokken vanwege de slechte waterkwaliteit. Dit is een belangrijke opgave voor het kabinet-Schoof.’

Verhullen
Een van de 4 prioriteiten uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is ruimte voor klimaatadaptie en de energietransitie. In de tweejaarlijks Monitor NOVI constateert het PBL nu dat op dit vlak nog te weinig vooruitgang wordt geboekt.

Zo constateert het PBL op het gebied van klimaatadaptie dat het aantal woningen op ongunstige locaties vanwege de waterhuishouding of bodemdaling in de periode 2000-2023 met 30 procent toenam van 526.000 naar 684.000 huizen. Op het vlak van de energietransitie constateert het PBL dat Nederland nog niet op koers ligt om de Europese klimaatdoelen voor het kalenderjaar 2030 te halen.

Wisselend beeld
Over de nationale doelen uit het klimaat- en energiebeleid die zijn opgenomen in de NOVI, is het beeld volgens het planbureau wisselend. ‘Nederland ligt nog niet op koers om in 2030 alle Europese doelen voor energiebesparing te halen. Wat betreft hernieuwbare energie is het doel van 16 procent in 2023 met 15 procent bijna gehaald. Daar was wel een overeenkomst voor nodig van Nederland met Denemarken om 8 tot 16 terawattuur hernieuwbare energie over te dragen. Het doel voor windenergie op zee ligt nog ver weg. Het doel voor windenergie op land is 2 jaar later alsnog gehaald.’

Verder is het PBL kritisch over de manier waarop zonneparken gerealiseerd worden. ‘De NOVI beoogt een natuurinclusiviteit van ruimtelijke ontwikkelingen. Zonneparken liggen vooral op voormalige landbouwgronden, en verder op andere groene gebieden vaak nabij infrastructuur of bedrijventerreinen aan de stadsrand. Gezien de meestal beperkte ruimte tussen de panelen lijkt deze ontwikkeling niet echt natuurinclusief genoemd te kunnen worden. Het verhullen van zonneparken tussen stevige groenstructuren lijkt ook geen ingang te hebben gevonden.’

Landelijke ranglijst
In de NOVI staat dat zonne- en windparken zoveel mogelijk moeten worden gecombineerd met andere functies, en dat er daarbij oog moet zijn voor de kwaliteit van de omgeving. ‘Bij de ontwikkeling van zonneparken is een expliciete afweging nodig met andere waarden, zoals landschappelijke kenmerken, nationale veiligheid, natuur, cultureel erfgoed, water, bodem en maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak’, aldus het PBL over de NOVI. ‘Ook is het belangrijk om aandacht te besteden aan natuurinclusief ontwerp, landschappelijke inpassing bij duurzame- energieprojecten om verstoring of aantasting van natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk te voorkomen.’

In totaal dragen grondgebonden zonneparken voor 12 procent bij aan het opgesteld zonnepaneelvermogen en zonnepanelen op daken 88 procent. De provincie Noord-Brabant heeft van alle provincies in 2023 het grootste vermogen voor de opwekking van zonnestroom, dat is 17 procent van het landelijk vermogen van alle installaties. Voor zonneparken op land voeren de provincies Groningen en Drenthe de landelijke ranglijst aan met elk een percentage van zo’n 19 procent van het totaal opgestelde vermogen.

Gemiddelde omvang
Het PBL constateert dat alleen in de provincies Groningen en Drenthe de productiecapaciteit van zonnevelden groter is dan die van zonnepanelen op daken. ‘Het oppervlak met zonneparken is in verschillende provincies ruim verdubbeld binnen 1 jaar tijd’, aldus de onderzoekers. ‘Landelijk is er een toename in areaal gerealiseerd van 95 procent. Vooral in Drenthe en Gelderland is de toename groot. 40 procent van het areaal aan zonneparken staat in de 3 noordelijke provincies: Groningen, Friesland, Drenthe. Er bestaat een grote variatie in de omvang van de parken: van 0,1 tot maximaal 100 hectare.’

De provincie Flevoland heeft met een gemiddelde omvang van 14 hectare de grootste zonneparken; daarna volgen Groningen, Drenthe en Zeeland met parken van 9 tot 11 hectare. De meeste andere provincies zitten gemiddeld rond de 5 hectare, behalve in Noord-Holland en Limburg: daar zijn de parken gemiddeld ruim 3 hectare. In de bebouwde kom zijn volgens het PBL de zonneparken met 1,2 hectare een stuk kleiner dan het landelijk gemiddelde van alle parken van 6,4 hectare. 

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten