Daarmee is volgens Energieopwek.nl 11 procent van de potentiële opbrengst van windmolens en zonnepanelen verloren gegaan.
Tijdelijk uitzetten
In de maand juli waren er namelijk veel momenten dat windmolens en zonnepanelen meer stroom konden opwekken dan nodig was voor gebruik en export. Omdat er op die momenten niets valt te verdienen voor de producenten van hernieuwbare stroom – of er zelfs betaald moet worden om stroom op het elektriciteitsnet te zetten – kiezen ze ervoor hun windmolens of zonnepanelen tijdelijk uit te zetten.
Wat in juli volgens Energieopwek.nl ook niet hielp, is dat de stroomkabel naar Groot-Brittannië – de BritNed-kabel – bijna de hele maand niet gebruikt kon worden. Normaal kan daar 1.000 megawatt stroom mee worden geëxporteerd.
Virtuele elektrolyser
Met voldoende energieopslagcapaciteit bijvoorbeeld in de vorm van batterijen of mogelijkheden om de stroom om te zetten in groene waterstof, zouden de windmolens en zonnepanelen een grotere bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming.
EnTranCe vertaalt dit in een virtuele elektrolyser. Die zou dit kalenderjaar al 927 uur groene waterstof hebben kunnen maken. Gezien de snel stijgende lijn lijkt het moment dichterbij te komen dat het aantrekkelijk wordt het overschot aan goedkope duurzame stroom op te slaan of om te zetten om de energie later tegen betere prijzen te verkopen.
Jaar |
Aantal uren |
Percentage benutting |
2020 |
526 uur |
6 procent |
2021 |
611 uur |
7,0 procent |
2022 |
818 uur |
9,3 procent |
2023 |
1.137 |
13,0 procent |
2024* |
927 uur |
18,0 procent |
* tot en met de maand juli
58 procent
Door het afschakelen van windmolens en zonnepanelen kwam het aandeel duurzaam opgewekte stroom uit op zo’n 58 procent. Dat is bijna op hetzelfde niveau als in juli vorig jaar. Als alle capaciteit was blijven draaien, was het aandeel afgelopen maand echter op 63 procent uitgekomen. Dat is meer dan de 60 procent van het jaar ervoor.
De totale productie van hernieuwbare energie groeide licht. Er kwam 2 procent bij in vergelijking met juli vorig jaar. Zonne-energie was de hardste groeier met ruim 30 procent meer opwek. Omdat het minder waaide, leverden de windmolens op land 25 procent minder dan vorig jaar. Wind op zee maakte dat weer goed. Dat komt vooral omdat daar nu meer windmolens draaien. De bijdrage van biomassa was gering, omdat deze bron niet hoefde te worden ingezet voor de productie van warmte. Ook werd er door kolencentrales die biomassa bijstoken nauwelijks stroom geproduceerd.
Elektriciteit |
Juli 2024 |
Conventioneel |
37,0 procent |
Zon-pv |
37,8 procent |
Wind op land |
12,2 procent |
Wind op zee |
9,6 procent |
Biomassa |
3,4 procent |
Waterkracht |
0,1 procent |
Elektrificatie
Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit 3 onderdelen; voor 55 procent uit warmte voor gebouwen en industrie, voor 25 procent uit transport in de vorm van weg- en vliegverkeer en tot slot voor 20 procent uit het stroomverbruik. Door elektrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel elektriciteit groeien.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent dat dit in 2030 uitkomt op ongeveer 24 procent van het finale gebruik. Daarvan is dan 75 procent hernieuwbaar. In die berekening zit nog niet de aangekondigde extra 10 gigawatt aan windmolens op zee.
De september 2024-editie van Solar Magazine is verschenen. Het tijdschrift bevat artikelen over de toekomst van de Nederlandse pv-markt, negatieve stroomprijzen, de strijd tegen dwangarbeid en Solar Solutions Kortijk.