Dat blijk uit de kabinetsvisie op burgerbetrokkenheid bij de energietransitie die minister Jetten voor Klimaat en Energie heeft gepresenteerd. De visie is samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) ontwikkeld. De visie bevat uitgangspunten voor burgerbetrokkenheid op het thema energie en klimaat.
3 prioriteiten
‘In de kern gaat burgerparticipatie over het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij het ontwikkelen van beleid, bij publieke besluitvorming, bij het realiseren van energietransitieprojecten en activiteiten op het terrein van de klimaatopgave’, duidt Jetten. ‘Het gaat erom dat mensen, individueel of georganiseerd, direct of indirect, ruim op tijd de kans krijgen om betrokken te kunnen zijn, mee te denken of invloed uit te oefenen op collectieve vraagstukken die hen aangaan.’
Jetten stelt 3 prioriteiten te stellen als het aankomt op burgerbetrokkenheid in de energietransitie en klimaatopgave. ‘De versterking van participatie bij beleidsontwikkeling op nationaal niveau, de versterking van participatie op decentraal niveau, en het versterken van burgerinitiatieven. Met actielijnen zet ik samen met betrokken partijen de visie om in daden. Elke 2 jaar zullen wij rapporteren over de toepassing van de uitgangspunten en de actielijnen, en deze waar nodig herijken.’
De 10 uitgangspunten De kabinetsvisie bevat 10 uitgangspunten voor burgerparticipatie in de energietransitie en klimaatopgave:
|
Te minimale invulling
Jetten constateert bij klimaat- en energieprojecten of beleidsvoornemens van de rijksoverheid dat nu nog vaak alleen het draagvlak gemeten wordt. ‘Dit is een te minimale invulling van participatie. Uit onderzoek en ervaringen op decentraal niveau blijkt dat er een brede behoefte is bij inwoners om meer betrokken te zijn bij de totstandkoming van het nationale klimaatbeleid. Zij wensen meer invloed en zeggenschap op de keuzes die gemaakt worden.’
De minister wil daarom op nationaal niveau zogenaamde meer interactieve methoden van participatie gaan gebruiken. ‘Ik zet in op de interactie tussen burgers en beleidsmakers en de concrete samenwerking bij het hele proces van het ontwikkelen en uitvoeren van beleid. Als aanvulling op fysieke bijeenkomsten en contacten met burgers wil ik ook sterker gebruik maken van bestaande digitale instrumenten. Deze maken het soms laagdrempeliger voor mensen om deel te nemen. Ook wil ik inzetten op het verbinden van participatietrajecten op decentraal en nationaal niveau, om de signalen die we op lokaal niveau ophalen terug te vertalen in nationaal beleid.’
Omslag maken
Waar informeren nog vaak de boventoon voert bij participatietrajecten, stelt Jetten dit slechts als een randvoorwaarde te zien voor dialoog en interactieve participatiemethoden. ‘Ik wil een omslag maken van participatie die de bal bij de burger legt – “kom maar langs als je mee wilt praten” – naar een vorm van participatie waarbij overheden het gesprek actief aangaan met een open en uitnodigende houding. Daarbij moet de organiserende partij rekening houden met de invloed van maatregelen op de leefomgeving van inwoners, want deze gaat vaak over (gemeente)grenzen heen. Bij een participatietraject moeten alle belanghebbenden dan ook zo goed mogelijk betrokken zijn. Natuurlijk zal het niet altijd meteen goed gaan; als overheden moeten we inwoners beter leren betrekken en daarin wil ik faciliteren.’
Het kabinet is zich er volgens Jetten van bewust dat er forse inzet nodig is om de betrokkenheid van burgers centraal te stellen in deze transitie. ‘Bovendien is een verandering als deze niet in één keer door te voeren, maar gaat het om een verandering van de manier van werken en denken. Dat vergt tijd, aandacht en moeite.’