De maand februari was een slechte maand voor de productie van hernieuwbare energie. Er was weinig wind en de groeiende productie uit zonnepanelen compenseerde dat niet. Ten opzichte van februari vorig jaar kwam de productie 14 procent lager uit. Dit alles blijkt uit de maandcijfers van energieopwek.nl
Zon compenseert te weinig
Op de zonnige dagen eind van de maand, produceerden de zonnepanelen meer energie dan op een mooie zomerdag in 2020. Heel februari was wat zonproductie betreft beter dan de zomermaand juli 2019.
Dat is vooral te danken aan het grote aantal zonnepanelen dat is geïnstalleerd. Volgens het KNMI scheen de zon deze maand iets meer dan normaal. Omdat de zon in de winter laag staat, droeg dat in de absolute productie te weinig bij om de terugval in windenergie op te vangen.
Lager aandeel
Het gebrek aan windenergie vertaalde zich ook in het aandeel duurzame stroom. Dat kwam in februari uit op 37 procent. Een jaar geleden lag dat op 46 procent. De groei van zonnestroom compenseerde de achteruitgang niet. Het aandeel biomassa in de stroomproductie is gelijk aan vorig jaar.
Elektriciteit |
Februari 2023 |
Conventioneel |
63,2 procent |
Wind-op-land |
11,8 procent |
Biomassa |
9,5 procent |
Zon-pv |
8,4 procent |
Wind-op-zee |
7,0 procent |
Waterkracht |
0,1 procent |
Elektrificatie
Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit 3 onderdelen; voor 55 procent uit warmte voor gebouwen en industrie, voor 25 procent uit transport in de vorm van weg- en vliegverkeer en tot slot voor 20 procent uit het stroomverbruik. Door elektrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel elektriciteit groeien.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent dat dit in 2030 ongeveer uitkomt op 24 procent van het finale gebruik. Daarvan is dan 75 procent hernieuwbaar. In die berekening zit nog niet de aangekondigde extra 10 gigawatt aan windmolens op zee.