logo
wvhj2023
© Robert van 't Hoenderdaal | Dreamstime.com
© Robert van 't Hoenderdaal | Dreamstime.com
13 oktober 2022

Woningeigenaar wint rechtszaak over schaduw op zonnepanelen door opbouw buren

De Raad van State heeft een woningeigenaar in het gelijk gesteld in een rechtszaak over de vergunning voor een opbouw bij de woning van haar buren. Die zou schaduw veroorzaken op haar zonnepanelen.

De woningeigenaar had hoger beroep aangespannen tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Die oordeelde in maart 2021 dat de gemeente Tynaarlo terecht een vergunning had afgegeven voor de realisatie van een opbouw op een bestaande aanbouw op een woning in Zuidlaren.

Verminderde opbrengst
De gemeente verleende in oktober 2019 een vergunning voor die opbouw. Het bezwaar van de buurvrouw tegen die vergunning werd in maart 2020 ongegrond verklaard, waarna zij de gang naar de rechtbank maakte. Tegen de uitspraak van de rechter – die de vergunningverlening in stand hield – heeft de woningeigenaar nu met succes hoger beroep ingesteld.

De woningeigenaar heeft bij de Raad van State met succes bepleit dat voor de vergunningverlening van de opbouw – die tot schaduwwerking op haar woning leidt – de gemeentelijke regels onjuist zijn toegepast. De opbouw zou tot gevolg hebben dat de buurvrouw financiële schade ondervindt door de verminderde opbrengst van de op haar woning geplaatste zonnepanelen.

Beheersverordening
De lagere rechtbank stelde in de eerdere rechtszaak dat de vergunde opbouw valt aan te merken als een aan- of uitbouw in de zin van artikel 1.3 van de ter plaatse geldende beheersverordening. Omdat het bouwplan zou voldoen aan diezelfde beheersverordening was er volgens de rechtbank Noord-Nederland geen plaats voor een belangenafweging over de schaduwwerking en verminderde privacy die de opbouw zou veroorzaken.

In het hoger beroep stelt de woningeigenaar dat de rechtbank Noord-Nederland ten onrechte niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 14.2.2 van diezelfde beheersverordening is verleend. Volgens haar heeft de rechtbank geoordeeld dat de grens tussen de bestaande garage en de perceelgrens leidend is voor de beoordeling van het bouwplan aan dit artikel.

0 meter
De woningeigenaar vindt dit onjuist, omdat de rechtbank volgens haar de bestaande garage niet als onderdeel van het hoofdgebouw had mogen aanmerken. De garage vervult volgens haar namelijk geen primaire woonfunctie en is een aangebouwd bouwwerk, dat in bouwkundige zin van een hoofdgebouw te onderscheiden is. Daarmee zou de bestaande aanbouw volgens haar geen deel uitmaken van het hoofdgebouw en kan het dus niet als een aan- of uitbouw worden aangemerkt. Omdat volgens de woningeigenaar nu met de nieuwe  omgevingsvergunning van de garage een verblijfsruimte wordt gemaakt, dient volgens haar voldaan te worden aan de afstandseis van 3 meter tot aan de perceelsgrens.

De Raad van State gaat mee in die redenatie van de woningeigenaar en verwijst onder meer naar een eerdere uitspraak van de Raad van State uit 2019. Omdat in de voorziene opbouw woonfuncties zijn voorzien, zoals een slaapkamer, zal de opbouw naar het oordeel van de Raad van State deel uitmaken van het hoofdgebouw. Door de bouw van de voorziene opbouw wijzigt de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens en is die in strijd met artikel 14.2.2 van de beheersverordening. Het gemeentecollege heeft deze strijdigheid volgens de Raad van State ten onrechte niet betrokken bij zijn beantwoording van de vraag of voor de opbouw een omgevingsvergunning kon worden verleend. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is verleend.

Uitspraak vernietigd
Om die reden verklaart de Raad van State het hoger beroep gegrond en wordt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland daarom vernietigd. Het gemeentecollege dient daarom een nieuw besluit te nemen over het door de woningeigenaar aangetekende bezwaar tegen de omgevingsvergunning. Als de gemeente daarbij overweegt haar afwijkingsbevoegdheid te gebruiken, moet van de Raad van State in worden gegaan op de vraag of de beoogde opbouw leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de woningeigenaar.

De gemeente is door de Raad van State ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van 3.036 euro en het griffierecht van 448 euro.

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten