Dat is de belangrijkste conclusie van KWINK groep in het kwalitatieve onderzoek ‘Participatie bij hernieuwbare energie op land’ dat uitgevoerd is in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Procesparticipatie
De Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land brengt in kaart welke vormen van financiële participatie in welke mate zijn toegepast bij reeds gerealiseerde wind- en zonne-energieprojecten op land. Omdat procesparticipatie – waarbij de omgeving wordt betrokken bij en meedenkt over plannen en projecten – niet in kaart is gebracht voor de monitor heeft de staatssecretaris opdracht gegeven voor een kwalitatief onderzoek naar dit onderwerp dat uitgevoerd is door de KWINK groep. ‘Want nu blijven de inspanningen die worden geleverd om mensen te betrekken bij beleid en projecten voor wind- en zonne-energie, en de participatieprocessen die hebben geleid tot de cijfers in de Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land buiten beeld’, aldus Yeşilgöz-Zegerius. ‘Dit terwijl de inspanningen om participatie te bevorderen en de participatieprocessen die doorlopen worden juist zo belangrijk zijn voor het draagvlak en de acceptatie, en voor de financiële participatie die uiteindelijk wordt gekozen.’
Het kwalitatieve onderzoek dient volgens de staatssecretaris dan ook ter aanvulling op en verdere duiding van de cijfers van de kwantitatieve Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land.
Op het netvlies
Participatie bij hernieuwbare energie op land staat volgens KWINK groep bij alle in het kwalitatieve onderzoek bevraagde partijen op het netvlies. ‘Zowel bij decentrale overheden –gemeenten, provincies, Regionale Energiestrategie (RES)-regio’s als het Rijk heeft omgevingsparticipatie, en specifiek het streven naar 50 procent lokaal eigendom, de aandacht. Weliswaar heeft nog niet iedereen de beleidsmatige kaders formeel op orde, maar daar wordt wel in het hele land aan gewerkt. Ook bij ontwikkelaars is participatie met de omgeving, en in het bijzonder financiële participatie, met of zonder lokaal eigendom, inmiddels gemeengoed geworden bij de ontwikkeling van projecten. De afspraken uit het Klimaatakkoord werken door in de gedragscodes die door de branche zijn afgesloten.’
Nuancering streven
De onderzoekers concluderen verder dat nuancering achter ‘het streven naar 50 procent lokaal eigendom’ soms uit het oog verloren wordt. Het ‘streven naar’ wordt in de praktijk soms versimpeld tot een absolute eis in lokaal beleid. ‘Hierdoor is dan minder ruimte voor maatwerk en kan men – met name decentrale overheden – andere vormen van participatie om tot meer draagvlak en acceptatie te komen uit het oog verliezen. Dit kan resulteren in een belemmering in plaats van een bevordering van de realisatie van de energietransitie. Vooral ontwikkelaars noemen vertraging als gevolg van een te strikte vertaling van het streven in lokaal beleid als risico voor het tempo van realisatie van projecten.’
Invloed Klimaatakkoord nog niet zichtbaar
Het effect van de afspraken uit het Klimaatakkoord kan volgens de onderzoekers niet afgelezen worden uit hernieuwbare-energieprojecten die nu worden opgeleverd. ‘Hernieuwbare-energieprojecten kennen een doorlooptijd van gemiddeld 5,5 jaar bij windparken en 2 tot 3 jaar bij zonneparken. Dat betekent dat de meeste projecten die afgelopen jaren gerealiseerd zijn al vóór de afspraken in het Klimaatakkoord zijn bedacht en opgestart. Vanwege deze lange doorlooptijden is de invloed van het Klimaatakkoord nog niet of beperkt zichtbaar. Tegelijkertijd blijkt uit dit onderzoek wel dat participatie bij alle partijen op het netvlies staat en overal hard wordt gewerkt dit te bestendigen; zowel in projecten als in beleid.’
De onderzoekers onderschrijven de conclusies uit de Monitor Participatie Hernieuwbare energie op land dat het effect van de afspraken uit het Klimaatakkoord naar verwachting komende jaren beter zichtbaar zullen worden in de cijfers.
Te laat begonnen
Er wordt volgens de onderzoekers overigens vaak te laat begonnen met participatie. ‘De nadruk ligt bij de afspraken in het Klimaatakkoord op omgevingsparticipatie vanuit de initiatiefnemer en op (het streven naar) lokaal eigendom. Dan is vaak al sprake van concrete projecten of op zijn minst concrete projectvoorstellen, maar uit de tijdens dit onderzoek genoemde praktijkverhalen blijkt dat de belangrijkste succesfactor is dat omgevingsparticipatie al van begin af aan moet starten. Participatie is een spectrum, en het streven naar 50 procent lokaal eigendom is hier een onderdeel van. Belangrijk is dat het volledige spectrum van participatieve mogelijkheden wordt toegepast in alle fasen, van beleidsvorming tot projectontwikkeling en van exploitatie tot nazorg.’
Voortouw nemen
Met name decentrale overheden zullen zelf nog meer het voortouw moeten nemen in omgevingsparticipatie bij beleidsvorming. Dat sluit volgens KWINK groep goed aan bij het werken in de geest van de nieuwe Omgevingswet rondom participatie. Echter, het onderzoek legt ook een aantal aandachtspunten bloot. Zo hebben overheden te maken met zogeheten ‘participatie-paradoxen’. ‘In de praktijk blijkt vaak dat veel burgers weinig tot geen interesse hebben om mee te praten wanneer alles nog openligt (bijvoorbeeld gebiedsvisies), omdat het (nog) geen directe betrekking op hem/haar lijkt te hebben. Wanneer echter concrete plannen – op basis van bijvoorbeeld een eerder vastgestelde gebiedsvisie – het licht zien, ervaren burgers veelal te weinig ruimte voor inspraak omdat zaken al vastliggen. In de praktijk blijkt vaak dat veel burgers weinig participeren en weinig burgers juist veel.’
Overheden vinden het daardoor volgens de onderzoekers lastig om in de vroege fase participatie vorm te geven, want de opkomst is vaak laag en trekt voornamelijk de zogeheten ‘usual suspects’.
Aanbevelingen: geduld en vinger aan de polsOp basis van de conclusies doen de onderzoekers van KWINK groep in het kwalitatieve onderzoek een reeks aanbevelingen. Tweede Kamer: heb geduld. Tweede Kamer: houd vinger aan de pols. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat: investeer flexibel in kennis en capaciteit. Rijksoverheid: blijf vertellen over nut en noodzaak. Gemeenten, ontwikkelaars, energiecoöperaties: gebruik het gehele spectrum van participatie |