Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld in een rechtszaak waarbij de koper van de nieuwbouwwoning in cassatie was gegaan. De huiseigenaar had de Hoge Raad gevraagd om een eerdere uitspraak van een lagere rechter uit 2019 te vernietigen.

Eerdere rechtszaken
De betreffende consument schafte in 2015 grond aan en liet hierop een woonhuis bouwen met zonnepanelen op het dak. Waar de Belastingdienst oordeelde dat de huiseigenaar alleen de btw voor de zonnepanelen kon terugvragen, eiste de koper een aanvullende teruggaaf. Hij stelde zich op het standpunt dat zowel het perceel als het woonhuis ook voor de exploitatie van de zonnepanelen wordt gebruikt en dat ook daarvoor een gedeeltelijk recht op btw-aftrek bestaat.

Wat volgde waren meerdere rechtszaken, waarbij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2019 in hoger beroep oordeelde dat rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt tussen enerzijds de levering van energie via de zonnepanelen en anderzijds de aanschaf van het perceel en de bouw van het woonhuis. De stelling van de huiseigenaar dat het perceel is aangeschaft en daarop een woonhuis is gebouwd om de plaatsing van zonnepanelen te realiseren, werd door de rechter verworpen.

Kosten hoe dan ook gemaakt
De huiseigenaar legde zich hier dus niet bij neer en maakte de gang naar de Hoge Raad. Advocaat-generaal Cora Ettema van de Hoge Raad gaf afgelopen december nog meer inzicht in het recht op aftrek van de omzetbelasting op de aankoop van een nieuwbouwwoning met zonnepanelen.

De Hoge Raad gaat nu mee in het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de huiseigenaar de kosten voor het perceel en het woonhuis hoe dan ook zou hebben gemaakt, ook wanneer hij niet de zonnepanelen zou hebben aangeschaft. Daarom kan volgens de Hoge Raad ook niet worden gezegd dat de uitgaven zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. De klachten van de huiseigenaar zijn door de Hoge Raad in cassatie dan ook ongegrond verklaard.