logo
wvhj2023
© KiesZon
© KiesZon
26 januari 2021

Gemeenten, provincies en waterschappen: lokaal haalbaar botst met ‘landelijk betaalbaar’

Lokaal haalbaar botst in de energietransitie met 'landelijk betaalbaar'. Dat stellen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW).

De position paper is opgesteld in aanloop naar het rondetafelgesprek over de Regionale Energiestrategieën (RES’en) dat deze week in de Tweede Kamer plaatsvindt.

Als onderdeel van de afspraken in het Nederlandse Klimaatakkoord werken in 30 regio’s de lokale overheden – te weten gemeenten, provincies en waterschappen – aan het opstellen van RES’en. De 3 organisaties benadrukken dat het proces van de RES’en zeker niet eindigt op 1 juli 2021 als de bestuurlijk vastgestelde concept-RES’en omgezet moeten zijn naar de RES 1.0. ‘Na het aanwijzen van zoekgebieden volgt een concrete invulling waarbij de betrokkenheid van buurtbewoners steeds duidelijker wordt. De voortzetting van het NPRES en de organisatie van de RES-regio’s zijn essentieel voor de continuïteit van het proces en voor de uitvoering van het Klimaatakkoord.’

Regie niet bij Rijk
‘Het is van belang dat de ambities nu in plannen worden uitgewerkt en er door de regio’s wordt toegewerkt naar concrete zoeklocaties’, vervolgen VNG, IPO en UvW. ‘Voor het plannen en uitvoeren van de projecten echter moeten nog wel belemmeringen op nationaal en lokaal niveau worden weggenomen. De oplossing hiervoor is niet gelegen in sturende centrale regie vanuit het Rijk. Natuurlijk moeten we wel samen blijven nadenken over de ontwikkeling van het landschap, over de schaarse ruimte, over de verdeling van functies en nieuwe inzichten steeds weer meenemen. Maar dat is wat anders dan het overnemen van de regie. Het is evident dat we het Rijk hard nodig hebben, als partner en medeoverheid. Maar niet om ons lokale werk te doen.’

Participatie wisselend
De gemeenten, provincies en waterschappen stellen vast dat de mate van participatie wisselend is per regio. Dit komt volgens hen voort uit de omstandigheid dat de RES-plannen nog abstract zijn. ‘In de komende fase, waarin men toewerkt van zoekgebied naar zoeklocatie, wordt het gemakkelijker om de omwonenden erbij te betrekken. Participatieprocessen zijn per definitie niet afgerond als er over de RES 1.0 wordt besloten en blijven belangrijk tot 2030. Het opzetten van een zorgvuldig participatieproces kost tijd en het vertrouwen winnen van de omwonenden.’

Aandachtspunt in de politieke discussie in de Tweede Kamer is wat de organisaties betreft dat snelheid van de transitie niet gelijk opgaat met participatie van onze inwoners. ‘Participatie vergt nu eenmaal tijd. Daarnaast is het zo dat participatie niet per definitie zal leiden tot 100 procent draagvlak. Naarmate het planproces meer vorm krijgt, spreken wij ook meer van acceptatie. Het is van belang dat onze inwoners de afwegingen begrijpen waarom iets in hun omgeving verandert en waarom het nodig is dat deze veranderingen plaatsvinden.’

Meer wind op land
VNG, IPO en UvW stellen bij de creatie van de RES’en een voorkeur te zien voor zon op daken, maar ook voor grootschalige zonneparken in landelijke gebieden waar minder vraag naar elektriciteit is. ‘Dit betekent dat er extra elektriciteitskabels moeten worden gelegd voor aansluiting op het elektriciteitsnet. Dit is zeer kostbaar. Een duurdere energievoorziening is niet goed voor het draagvlak. De uitbreiding van de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk is een cruciale randvoorwaarde om de ambities in de concept-RES’en te verwezenlijken en voor de realisatie van het 35-terawattuurdoel. Daarom moet de systeemefficiëntie vergroot worden. De belangrijkste manieren om dat te doen zijn: energievraag en -aanbod goed op elkaar laten aansluiten, clusteren van duurzame opwek; zon en wind dicht bij elkaar brengen en de verhouding van wind-zon beter in balans brengen. Dit betekent dat inzet niet exclusief op zon op daken kan zijn gericht, maar dat daarnaast wind op land nodig is.’

Spanning in SDE++
Een lastig knelpunt is volgens VNG, IPO en UvW dat er nog te weinig inzicht is in de extra kosten van hogere maatschappelijke eisen en randvoorwaarden aan duurzame-energieprojecten, zoals die in de RES- plannen naar voren komen. ‘Denk daarbij aan langere participatieprocessen met omwonenden, meer rekening houden met natuurwaarden en opties met meer draagvlak maar hogere kosten. Bovendien is nog onduidelijkheid over hoe we de lusten en lasten binnen en tussen de regio’s, en tussen het Rijk en de regio’s eerlijk verdelen. Bij de SDE++ blijkt spanning te ontstaan tussen het creëren van regionaal draagvlak en de nationale betaalbaarheid. De SDE++ geeft immers voorrang aan de meest kostenefficiënte (en daarmee vaak grootschalige en goed op het net aan te sluiten) projecten van duurzame opwek. Voorkeuren van sommige regio’s voor kleinschalige projecten met relatief veel zon, waar veel regionaal draagvlak voor is, leiden tot hogere nationale kosten. Lokaal haalbaar botst daarmee met “landelijk betaalbaar”.’

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten