Wiebes tegen Drenthe: ‘Ik span me in om alle zonne-energieprojecten aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk’

De brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat is een reactie op de brandbrief die de provincie eind januari naar de minister stuurde aangaande het capaciteitsgebrek van het elektriciteitsnetwerk in Drenthe om zonnepanelen aan te sluiten.

‘Uw provincie loopt nu tegen de grenzen aan van de hoeveelheid duurzaam opgewerkte elektriciteit die getransporteerd kan worden op het elektriciteitsnet van de verschillende netbeheerders’, schrijft Wiebes. ‘Deze problemen spelen nu vooral in de provincie Drenthe, maar kunnen ook elders in het land opgaan. Ik ben van mening dat wij alle mogelijke projecten nodig hebben om de energietransitie vorm te geven en onze elektriciteitsproductie te verduurzamen. Mijn inspanningen en die van de netbeheerders zijn er dan ook op gericht dat alle projecten kunnen worden aangesloten op het net en dat de opgewekte elektriciteit getransporteerd kan worden over het net. Het streven is om zoveel mogelijk kleinschalige initiatieven op de midden- en laagspanningsnetten een plek te geven.’

Buiten de invloedssfeer
Wiebes schrijft verder dat er momenteel intensief overleg plaatsvindt tussen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de netbeheerders om de precieze knelpunten en gevolgen daarvan voor de SDE+-beschikkingen in de provincie Drenthe in kaart te brengen. ‘RVO.nl heeft de mogelijkheid om uitstel te geven van 1 jaar op de ingangsdatum van de subsidie. Per geval zal RVO.nl bezien of projecten hiervoor in aanmerking komen, bijvoorbeeld doordat de vertraging komt door factoren die buiten de invloedssfeer van de aanvrager liggen.’

De minister besluit zijn brief met de mededeling samen met alle betrokken partijen te willen zoeken naar alle mogelijke creatieve oplossingen om zo snel mogelijk weer de benodigde ruimte op het elektriciteitsnet te hebben. ‘U mag erop vertrouwen dat ik, samen met de netbeheerders, tracht een passende weg te vinden om dit soort oplossingen mogelijk te maken, waar dit in het regelgevend kader nog niet mogelijk is.’