logo
wvhj2023
hero-image
19 februari 2021

Universiteit Wageningen presenteert richtlijnen voor vergroten biodiversiteit zonneparken

Wageningen University & Research (WUR) heeft een set minimale richtlijnen ontwikkeld waarmee nieuwe en bestaande zonneparken in Nederland een basisniveau van biodiversiteit kunnen realiseren.

Om de richtlijnen op te stellen hebben onderzoekers van WUR in het afgelopen kalenderjaar 25 zonneparken in Nederland onderzocht. Het project is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder de vlag het Solar Research Programme van de universiteit.

Optimale balans
‘Met de richtlijnen kan een optimale balans gecreëerd worden tussen enerzijds economische stroomproductie en anderzijds biodiversiteit en landschap’, duidt projectleider Friso van der Zee van WUR. ‘Er is onder gemeenten behoefte aan richtlijnen die gebruikt kunnen worden als voorschrift in vergunningen voor zonneparken. De richtlijnen die we nu presenteren, kunnen per direct door hen gebruikt worden en kunnen na vervolgonderzoek verfijnd worden.’

‘Het zijn minimale richtlijnen waaraan een multifunctioneel zonnepark zou moeten voldoen om een basisniveau van biodiversiteit te realiseren’, vervolgt Van der Zee. ‘Er is nog verder onderzoek naar de effecten op de fauna en de bodem nodig. Maar gezien het hoge tempo waarmee zonneparken worden gebouwd, is het belangrijk om nu al volgens deze richtlijnen te werken.’

Ecologische uitgangspunten
De richtlijnen zijn onder te verdelen in 6 onderwerpen. De richtlijnen die onder het eerste onderwerp, ‘ecologische uitgangspunten’ vallen zijn:

  • Laagblijvende vegetatie | Om beschaduwing van de zonnepanelen te voorkomen, moet de biodiversiteit op zonneparken vooral voortkomen uit laagblijvende vegetatie zoals kruidenrijk grasland of heide. Hierdoor is beheer de belangrijkste factor voor het realiseren van biodiversiteit.
  • Gradiënten | In verschillende milieus leven andere soorten, wat betekent dat gradiënten in het terrein, bijvoorbeeld droog en nat, de biodiversiteit verhogen.
  • Verschraling | In Nederland is een te voedselrijke bodem (stikstof) door landbouwkundig gebruik de belangrijkste oorzaak voor een lage biodiversiteit. Verschraling van voedselrijke bodem is dus essentieel om succesvol de biodiversiteit te verhogen. Dit realiseren kost minimaal 5 jaar.
  • Ecologische inpassing | Afhankelijk van het landschap kan een brede houtwal met zoom en mantelvegetatie van inheemse soorten een waardevolle bijdrage leveren aan de biodiversiteit. Hetzelfde geldt voor landschapselementen als poelen en watergangen met natuurvriendelijke oevers.

Beheer
Het belangrijkste onderwerp voor ontwikkeling van biodiversiteit in zonneparken is beheer. Uit het onderzoek van WUR bleek dat slechts 3 van de 25 zonneparken een beheer kennen dat goed is voor de biodiversiteit. De richtlijnen die onder het onderwerp ‘beheer’ vallen zijn:

  • Maaien | Als de voedselrijke toplaag van de bodem van een zonnepark op landbouwgrond niet wordt afgegraven bij de aanleg, moet het beheer zorgen voor verschraling. Het essentiële is advies om minimaal de eerste 5 jaar te maaien en het maaisel af te voeren. De richtlijn voor kleigrond is 3 keer per jaar maaien en op zandgrond 2 keer per jaar.
  • Begrazing met runderen | Botanisch gezien is begrazing met runderen effectiever voor biodiversiteit dan begrazing met schapen. Maar om praktische redenen worden zonneparken alleen met schapen begraasd. Dit levert alleen goede resultaten op als de bodem voldoende verschraald is en gewerkt wordt met zgn. drukbegrazing.

Ontwerp
Bij het ontwerp van een zonnepark speelt de maximale stroomproductie vaak een overheersende rol. Dit resulteert veelal in een inrichting waarbij zoveel mogelijk zonnepanelen op een hectare worden geplaatst. Dit is voor ontwikkeling van biodiversiteit niet optimaal. WUR komt daarom met de volgende richtlijnen die onder het onderwerp ‘ontwerp’ vallen:

  • Zuid-opstelling | Uit het onderzoek blijkt dat een oost-westopstelling voor biodiversiteit veel nadelen heeft in vergelijking met een zuidopstelling. Zo komt er veel minder licht onder de zonnepanelen en oost-westopstellingen worden dan ook afgeraden.
  • Afstand tafels | Hoe meer ruimte er is tussen de zonnepanelen, hoe meer kansen voor biodiversiteit. Met 250 tot 300 centimeter tussen de tafels met zonnepanelen is er ook voldoende ruimte voor het maaien.
  • Breedte en hoogte tafels | Onder smalle tafels komt meer licht op de bodem dan onder brede. In dat opzicht is een wat groter aantal smalle tafels te verkiezen boven minder, maar bredere tafels.
  • Neerslagverdeling | Om een betere verdeling van de neerslag te krijgen, dient er een ruimte van minimaal 1 centimeter tussen de zonnepanelen te zijn. Door de zonnepanelen ‘landscape’ te plaatsen, liggen de ruimtes dichter bij elkaar en is de neerslagverdeling nog beter.
  • Spaar bomen | In een weiland met solitaire bomen waar een zonnepark wordt gerealiseerd, worden deze vaak gekapt omwille van de efficiëntie en beschaduwing. Oude bomen zijn waardevol vanuit oogpunt biodiversiteit en het duurt lang voordat nieuw geplante bomen eenzelfde waarde hebben.

Inrichting
De richtlijnen die onder het onderwerp ‘inrichting’ vallen zijn:

  • Uitgangsituatie | Bij zonneparken die worden gerealiseerd op voormalige bemeste akkers of weilanden moet nagegaan worden of afgraven van de toplaag een optie is. Soms kan die grond als een (hout)wal rondom het terrein gebruikt worden. Het vergroot in ieder geval de mogelijkheden voor biodiversiteit binnen het zonnepark.
  • Creëren gradiënten | Het creëren van gradiënten binnen het park, bijvoorbeeld door het aanleggen van een poel en natuurvriendelijke oevers, zal de biodiversiteit binnen het park verhogen.
  • Inzaaien – gras | Wanneer gras wordt ingezaaid, is dit vaak in zulke hoge dichtheden dat kruiden weinig kans hebben om zich te vestigen. Indien gras ingezaaid wordt, is het advies om slechts een derde van de aanbevolen hoeveelheid graszaad te gebruiken.
  • Inzaaien – kruiden | Indien men de biodiversiteit versneld wil verhogen, is het advies om overjarige kruidsoorten te kiezen behorend bij de grondsoort. Belangrijk is om geen uitheemse soorten van Oost-Europese of Zuid-Europese herkomst te gebruiken. Werk daarom volgens de richtlijnen van het Levend archief (www.hetlevendarchief.nl).

Overige punten

  • Monitoren natuurwaarden | Om te zorgen dat projectontwikkelaars en andere betrokkenen leren van alle inspanningen op het gebied van biodiversiteit, is het waardevol om de natuurwaarden te (laten) monitoren via bijvoorbeeld het meetprotocol biodiversiteit zonneparken.
  • Openstelling | Het openstellen van zonneparken voor bezoek vergroot het draagvlak en betrokkenheid bij omwonenden.
  • Vergunningverlening | De gemeente zou voor het realiseren van een multifunctioneel zonnepark met meer biodiversiteit een sturende rol kunnen spelen door het stellen van randvoorwaarden. Bij het verlenen van een vergunning zouden eisen aan het beheer gesteld kunnen worden.

Lees ook:

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten