logo
wvhj2023
© KiesZon
© KiesZon
5 maart 2020

Minister Wiebes: gedragscode Holland Solar draagt bij aan cultureel erfgoed en landschap

De Gedragscode zon op land die geïnitieerd is door Holland Solar draagt bij aan de belangen van cultureel erfgoed, landschap, natuur, omwonenden en grondeigenaren. Dat stelt minister Wiebes op basis van Kamervragen.

Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat heeft de Kamervragen mede beantwoord namens minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,  minister Van Veldhoven voor Milieu en Wonen en minister Knops van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Kamervragen over de Gedragscode zon op land werden afgelopen november ingediend door Carla Dik-Faber (ChristenUnie), Matthijs Sienot (D66), Agnes Mulder (CDA), Tom van der Lee (GroenLinks) en Lammert van Raan (Partij voor de Dieren).

Cultureel erfgoed
Wiebes geeft in zijn antwoorden aan dat door de brede coalitie die de gedragscode heeft ondertekend te verwachten dat deze zal bijdragen aan de eerder genoemde belangen. ‘Holland Solar vertegenwoordigt een groot gedeelte van de zonsector. De concrete toezeggingen van de sector dat het bevoegd gezag het voortouw heeft bij het proces om samen met de omgeving te komen tot zoekgebieden, en dat samen gezorgd wordt voor participatie, de benadering van grondeigenaren en het ontwerp en beheer van de zonneparken, sluiten aan bij de genoemde belangen. Wel zal er per locatie nog maatwerk nodig zijn, zodat aangesloten kan worden op de kenmerken en identiteit van een gebied. Ontwerp en inpassingen zijn hierbij belangrijke instrumenten. Iets waar de code ook ruimte voor laat.’

Aansluiting op kabinetsbeleid
Wiebes toont zich in zijn antwoorden op de Kamervragen content dat de zonne-energiesector zich met de gedragscode vastlegt op de principes achter het kabinetsbeleid en de Tweede Kamer-motie over de zonneladder: ‘Het is goed te zien dat de sector de voorkeursvolgorde die naar aanleiding hiervan is opgesteld in de eigen gedragscode heeft overgenomen. Zoals is aangegeven, is de code een van de doorwerkingen van de genoemde moties en sluit het goed aan bij de voorkeursvolgorde. In de voorkeursvolgorde ligt de voorkeur in de eerste plaats bij zonnepanelen op daken, vervolgens bij gronden met een andere primaire functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren of bermen van spoor- en autowegen.’

In het kader van het proces van de Regionale Energiestrategieën (RES’en) monitoren het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen op welke wijze deze voorkeursvolgorde is toegepast en wat de nationale effecten zijn op landschap, natuur- en landbouwgronden. Wiebes hierover: ‘In lijn hiermee geeft de code aan dat het lokaal bevoegd gezag het voortouw heeft in dit proces om te komen tot zoekgebieden voor grootschalig zon-pv. Hier wordt in het RES-proces per regio vorm aan gegeven.’

1 januari 2025 alle projecten vergund
Iedere regio biedt op 1 juni 2020 zijn concept-RES aan het Nationaal Programma RES aan voor een kwantitatieve doorrekening van het Klimaatakkoorddoel van 35 terawattuur hernieuwbare-energieproductie en een kwalitatieve waardering (red. via het afwegingskader) op de thema’s maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak, efficiëntie van het energiesysteem en ruimtelijke inpassing. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voert zowel de doorrekening als de kwalitatieve waardering uit.

Wiebes meldt verder dat in de RES’en geen formele inpassingsplannen gemaakt worden. De decentrale overheden vertalen de afspraken die op regionale schaal zijn gemaakt in de RES in hun eigen omgevingsbeleid. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat medio 2021 in een groot deel van de regio’s de RES-en zijn verwerkt in het omgevingsbeleid van provincies, gemeenten en waterschappen. Inzet is dat op 1 januari 2025 alle te realiseren projecten planologisch zijn vergund met het oog op de realisatie van het doel van 35 terawattuur in 2030.

Onderdeel van ruimtelijk beleid
De uitgangspunten van de Gedragscode zon op land zijn volgens Wiebes op dit moment via de voorkeursvolgorde zon al onderdeel van het ruimtelijk beleid zon op land. ‘Via dit ruimtelijk beleid zal het kabinet samen met de decentrale overheden en alle andere partijen die aangesloten zijn bij de RES’en zorgen voor een zo goed mogelijke uitvoering van deze principes. De keuzes die hieruit volgen worden vervolgens verwerkt in het ruimtelijk beleid. De sector legt zich vast op deze principes in zijn eigen Gedragscode. Zo geven overheden en sector gezamenlijk invulling aan de breedgedragen wens om zon-pv primair zijn plek te laten vinden op daken, gevels en restgronden. Omdat voor de realisatie van grootschalige zon-pv-projecten een vergunning nodig is, is het beleid voor ruimtelijke ordening samen met de gedragscode van de sector op deze wijze sturend bij de realisatie van zon-pv-projecten.’

SDE++: dak voor grond
In zijn brief aan de Tweede Kamer herhaalt Wiebes ook dat dakgebonden projecten in de verbrede Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE++) in het voordeel zijn ten opzichte van zonneparken. ‘In de SDE++ zal de relatieve rangschikking van systemen met eigen verbruik verbeteren ten opzichte van systemen zonder eigen verbruik. Dakgebonden systemen hebben daarbij in de regel meer eigen verbruik dan grondgebonden systemen. De Kamerbrief over de SDE++ laat zien dat in de nieuwe systematiek gebouwgebonden zon-pv beter scoort dan grondgebonden zon-pv-systemen.’

Afwegingsprincipes
Wiebes stelt ten slotte de conclusie van het PBL in het rapport ‘Zorg voor het Landschap’ te delen. Hierin stelt het PBL dat mede vanwege de groeiende weerstand van lokale bewoners tegen de komst van grote zonneparken, het raadzaam is dat er eisen worden gesteld aan landschappelijke inpassing, meervoudig ruimtegebruik en maatschappelijke meerwaarde.

‘Met de voorkeursvolgorde zon – die voortkomt uit de afwegingsprincipes van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) – geeft het kabinet hier invulling aan’, schrijft Wiebes. ‘Omdat de Gedragscode voor zon op land deze uitgangspunten heeft overgenomen, sluit deze hier goed op aan. De decentrale overheden zijn via de Regionale Energiestrategieën (RES’en) aan zet om nieuwe mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie te zoeken. Dat doen zij nadrukkelijk in overleg met de lokale omgeving en rekening houdend met de lokale kenmerken (bijvoorbeeld natuurkwaliteit en landschappelijke of landbouwkundige waarden) en kwaliteiten van gebieden om zo tot maatschappelijk gedragen keuzes te komen.’

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten